6
van het "Groot-Noordhollandsch" kanaal. Dit kanaal
werd veel breder en dieper dan de ringsloot en met de
toenmalige middelen was het niet mogelijk een duiker
onder het kanaal te maken.
Het Kamerhop kreeg een nieuwe molen, betaald door de
Kanaalmaatschappij. Een eeuw lang waren de molenaars
daar "Rissen", voorouders van m'n moeders kant.
Overgrootvader Jan Ris overleed op 3 maart 1866 aan
de pokken, nog maar 36 jaar oud. Zijn vrouw, Geertje
Wiedijk bleef achter met 5 kleine kinderen, waarvan
de jongste 12 dagen na z'n vader stierf.
In de vergadering van het Polderbestuur op 8 maart
1866 werd o.a. besloten:
de bemaling van den molen voorlopig aan zijne we
duwe op te dragen onder beding dat zij een bekwame
knecht stelle, ten genoegen van Dijkgraaf en k Heem
raden
Deze knecht (Jacob Besse) was gauw gevonden en in
januari 1868 trouwde Geertje met hem. Lang heeft het
geluk niet geduurd want in 1873 werd Jacob in Meer-
enberg opgenomen. Daar verbleef hij meer dan 30 jaar.
Een groot deel van de verpleegkosten werd door de fa
milie opgebracht. Dat ging zelfs door na het overlij
den van Geertje in 1891 toen haar zoon Isaak Ris de
molenaar werd.
In 1901 ontdekte de burgemeester van Jisp dat de mo«
len niet in het kadaster was opgenomen en er ook geen
belasting geïnd werd. Na metingen door het Kadaster
bleek dat de molen niet onder Jisp, maar onder de Rijp
hoorde. Zo verhuisde op 31 december 1903 de hele fa
milie naar de Rijp zonder een stap te verzetten.
Burgemeester Romijn van de Rijp ging akkoord met de
correctie, maar weigerde het door de gemeente te be
talen deel van de verpleegkosten van Jisp over te ne
men. De burgemeester van Jisp, Wildschut legde de
kwestie voor aan de Commissaris van de Koningin.
Uit een brief aan de Geneesheer-Directeur van Meeren-
berg blijkt dat de Rijp verplicht werd de betaling
van Jisp over te nemen.
Sjaak Bus