15
David en Trijntje met een tentje op het ijs en verkochten
hete chocolademelk en ook wel "kouwejan", in de vorm van
jenever. Maar dat was verboden.
Op een keer, toen ook Hop in de koek-en-zopie van David
zat, kwamen daar nog twee heren binnen. "Geef ons ieder
een borrel", zeiden ze tegen David.
"Ik dacht niet dat rijksveldwachters drank dronken", zei
Hop meteen er bovenop, want hij had al gezien wie de bin
nenkomenden waren en dacht: "ik zal David een seintje ge
ven". Doodkalm antwoordde deze dan ook: "Ik tap niet". De
rijksveldwachters waren kwaad op Hop, maar die kreeg
later een bor rel-voor-niks.
Hop maakte, zoals gezegd, ook liedjes. Over bijzondere ge
beurtenissen. Die zong hij dan op straat en daar kreeg hij
dan weer wat centen mee bijelkaar. Eén ervan ging over
Jaap Sluis, de veedrijver uit De Rijp. Het gaat op de wijs
van "De Zilvervloot":
Heb je wel gehoord, van die oude Jaap Sluis,
Die met zijn vrouw en kinderen
Van Grootschermer vertrok naar hun Rijper tehuis
Toen een voertuig op de weg hem kwam hinderen.
't Was nacht, 1 t was nacht
Kwam daar met volle kracht
Opeens een fel licht, een tandem in 1 t gezicht
En recht op Japie aan gericht. (Zx)
Daniël de Wit en Jan Verwer, die twee,
Die de euvele daad voltooiden,
Ze scholden met geluid de oude Jaap nu uit
Terwijl ze hem pardoes tegen de vlakte gooiden.
Romrom, romrom,
Dat was een heel gebrom.
De kinderen van de schrik, kregen dadelijk de hik
En waren lang niet in hun schik.(2x)
Vrouw Sluis ging aan de haal met het allergrootst kabaal,
Maar Japie was niet verlegen.
De fietsers hingen vlug de tandem op hun rug
Want ze hadden defect gekregen.
Nee nee, nee nee,
Dat liep hun lang niet mee.
Jaap Sluis glom van genot, want de tandem was kapot
En nu bezingen wij hun lot. (2x)