6
op 17 juni 1770 in genoemde herberg. De kastelein en zijn
vrouw, Christiaan Willem Wedekind en Alida Riethagen,
zonden bericht van zijn overlijden naar zijn halfbroer in
Amsterdam. Deze kwam onmiddellijk over, huurde voor 25
jaar een graf in de kerk, regelde de begrafenis en betaalde
het voor twee weken verschuldigde kostgeld, dat f 8 per
week bedroeg.
Vervolgens werden door de notaris in het bijzijn van de
halfbroer en de kastelein en zijn vrouw de nagelaten spullen
van de overledene beschreven:
1 klein reiskoffertje twelk door de comparanten in prezentie
van mij notaris geopend zijnde is daar in bevonden
1 garnituur schoengespen en broekgespen
1 portepe gesp (d. i. een gesp voor een degenriem)
1 stropgesp 8 linne borstrokke
9 halfhemden 7 paar garen kouze
2 onderhemden 1 wollen kous
9 stropjes 1 paar swarte sijette kousse
1 dubbelde zilveren knoop J luijerLje
2 linne slaapmutsen 1 paar wolle handschoene
1 peulsloopje =peluwsloopje) 1 roije baije lap
7 linne onderbroeken
1 groen beursje met 4 gouden ducate
3 a agt en twintig st paijement 1-2-4
1 brieve tas daarin een Huurceel tot laste van den overle
dene van een hondert vijf gl
meer andere rekeningen ten laste vanden zelve
Voorts doopzedul en verdere papiere van weinig belang
Een almanach daarin 1 briefje van 1 quart huurlot in
53e loterij van 6 julij 1769 no 21422
Een briefje van een quart huurlot in dezelve no 17100
Een copie obligatie ten laste van en geteekend bij den over
ledene ten behoeve van David Mocata Mines groot ses
hondert guldens gedateert 19 maij 1769.
Buiten het koffertje
1 groote leedige ronde tabaksdoos
1 lode tabaksdoos
1 blikke tabaksdoos
1 swarte snuijfdoos met 1 tinne rand
1 pruijke doos
3 paruijke
1 haarsakje