18 De kerkeraad De gereformeerde kerkeraad besteedde 10 maart aandacht aan het geval. President-ouderling Cornelis Jantjes ging op huisbezoek om Pleuns Ma- rij "te onderhouden over dat gerucht ten haren nadeelen, dat zij onder voorwendsel van in kraam gelegen te hebben van een wanschepsel eene kat daartoe had begraven, die opgedolven was op last van het publijk be stuur". De 24e maart bracht Jantjes verslag uit. Cp bovengenoemde vraag had hij ten antwoord gekregen "dat zij niet helpen konde, wat de menschen zeiden, maar dat het haar vrucht ware. en zoo zeker ware als wij een Zaligmaker in de Hemel hebben". Jantjes had tegelijkertijd met haar gesproken over het feit dat zij "rond gelopen had met bedelen, voorgevende dat zij eene vrouw met vier kinde ren was en van het vijfde zwanger, daar zij ondertussen nimmer kinde ren gehad heeft". Pleur,# Marij verdedigde zich door te stellen "dat zij maar gezegt had viermaal zwaar (zwanger) geweest te zijn". Wegens de ergernis die zij aan de gemeente gaf, werd besloten haar en haar man niet toe te laten tot het Heilig Avondmaal. Veel indruk maakte dit niet op Pleuns Marij, aangezien zij., te kennen gaf dat zij daar toch al "geen voornemens toe had". Openbare boetedoening De baljuw wist waarschijnlijk niet goed wat hij met dit geval aan moest. Tot een echt onderzoek of een. proces kwam het niet. Begin april 1799 stuurde hij Maartje Pietersd onder begeleiding van een dienaar naar De Rijp terug. Bovendien gaf hij in een brief, gericht aan het dorpsbestuur, te kennen dat zij bekend had dat alles rond haar "quasi Kraam" slechts een verzinsel was "uit hoofden van baatzuchtigheid". Zaterdag 13 april vroeg Pleuns Marij op het raadhuis het verzamelde dorpsbestuur en haar buren in het openbaar om vergeving. Jan Heinis hield daarop een donderende toespraak, waarna Pleuns Marij, gevolgd door een grote massa volk, naar huis terugkeerde. In het dorp ging on derwijl het gerucht rond dat zij "binnenskamers te Alkmaar gegeeselt zoude zijn". Dit was echter niet meer dan een gerucht, aangezien in het archief van de baljuw niets van een geeseling is terug te vinden. Nogmaals: de kerkeraad De gereformeerde kerkeraad was nog niet van Maartje en haar man af. Henk Molenaar kwam in 1802 in het tuchthuis te Alkmaar terecht wegens diefstal. Op 9 maart 1804 werd op verzoek van de diakenen een speciale kerkeraadsvergadering belegd. Reden was dat Pleuns Marij zich tegen een vermaning van de diakenen "op eene zoo onzinnige wijze (had) verzet, met stout schelden en razen, dat aan haar de gewone bedeling. ontsegt was". Henk Molenaar was daarop bij de president-diaken langs gegaan en was op zijn beurt zo te keer gegaan met "vloeken en razen" dat de presi dent-diaken hem de deur had gewezen. Een week later werden beiden voor de kerkeraad geroepen. Zij toonden berouw, maar toch werd besloten dat er volgens de kerkelijke tucht tegen hen zou worden opgetreden. In de archieven is verder niets meer tö vihden over Maartje de Boer, een van de vele armen uit haar tijd. Zij was even groot dorpsnieuws "wegens de bewuste historie raakende haar terwereldbrenging van een kat". Een paar honderd jatur eerder zou ze er wellicht door als heks zijn ver dronken in de Tuingiracht. En in onze dagen? Misschien een paar minuten op de beeldbuis, bij Sonja. D. Aten geraadpleegde archivalia: -Oud-archief De Rijp inv. no. 21 (municipaliteitsresoluties) -Archief gereformeerde gemeente De Rijp inv.no. 248 (handelingen kerke raad)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1988 | | pagina 20