Mijn grootvader kwam op 24 februari 1903 ais boerenknecht werken bij
Arie de Koning voor 8 gulden per week,
i
Als rechtgeaard katholiek reed Arie de Koning iedere zondag met zijn jacht
wagen naar de kerk in De Rijp. Over het pont van Spijkerboor pikte hij de enkele
katholieken van Oosterbuurt op o.a. de families Molenkamp en Barlage,
Op een van die tochten waarmee mijn grootvader ook meeging ontmoette hij
Guurtje .Molenkamp, dochter van de hekelaar 3acob Molenkamp en diers vrouw
Trijntje Ridder.
In 1906 kwam het tot een huwelijk tussen Freek en Guurtje en zij gingen inwonen
bij vader Molenkamp. 3acob Molenkamp was ruim 11 jaar weduwnaar, hij had
zijn zoon Piet nog in huis en woonde op Oost-Graf tdijk nr. 53. Het huis werd in
drieet bewoond en hij huurde zijn deei voor 90 cent in de week van Piet Munnik.
Naast 3acob Molenkamp woonde Janus Barlage en daarnaast Kees Xnegt. Het
huis was van hout en liet nogal wat door, zodat het kon gebeuren dat 's winters
de sneeuw achter de spiegel en op de dekens lag.
In dit huis woonde ook ene Kees Knaap, pleegvader van Piet Brouwer, die eind
jaren '30 naar Heiloo verhuisde.
Indertijd las hij samen met Freek een wekelijks uitgebracht klein krantje.
Piet Molenkamp was erbij toen Kees een artikeltje onder ogen kreeg waarin
stond 'Oud en arm moeten de wereld uit!'
Kees werd kwaad! Moet je oud en arm wezen' schreeuwde hij 'en dan nog de
wereld ook uitmoeten!!' en hup daar lag het krantje verfrommeld in de hoek van
de turfbak.
Ik kan mij voorstellen dat men - niet zo geletterd ais tegenwoordig - destijds zo
reageerde.
Voor het huis, voor het deel van 3anus Barlage, stond een van de weinige
straatlantaarns. Deze petroleumlampen werden aan» en uitgedaan door de rood
harige Leen.Schoon (Rooie bal). Zo kon het gebeuren dat hij bij harde wind de
lantaarn niet in de brand kreeg en schreeuwde; '3ar>us, je blijft vannacht in het
donker'.
Het Oost-Graf tdijk van rond 1900 was vredig met een hardwerkende ploeterende
bevolking van kleine boertjes, tuinders en hekelaars, Freek was dus 'spiering'
geworden, zo werden immers de Oosterbuurters genoemd, naast de 'gortzakken'
zoals de mensen van West-Graf tdijk werden genoemd. Cor Booy heeft dat
ervaren toen hij, vanwege de innundatie van de Starnmeer, gedurende het laatste
oorlogsjaar in West-Graftdijk verbleef. Toen hij in die dagen eens door mijn
grootvader werd overgezet merkte deze op: 'Zo, ben je gortzakker worre'.
In z'n huwelijksjaar zocht Freek werk dichter bij z'n nieuwe woonplaats en is toen
als werkman voor 10 gulden in de week aangenomen bij de familie Hop op