In de schuit waarmee werd overgezet gingen maximaal 5 personen met rijwiel
tegelijk mee, 3 achter in het langs, 1 dwars in het midden en 1 in de punt.
Voorwaar geen kleinigheid, vooral bij sterke wind. Het is dan ook in 1928
voorgekomen dat moeder Guurtje, ondanks haar kracht, de overzijde niet haalde
en voortgedreven door de storm het kanaal afwoei en pas bij Spijkerboor de wal
kon bereiken. Het was toen dat Freek in zijn lange onderbroek in paniek om hulp
schreeuwde op het kerkeplein.
Als de kermis kwam moesten de straten gewied worden. De dijk bestond toen uit
een bestraat 'paardepadje' met aan beide zijden grind. Naast het eigen straatje
werd ook een deel van de openbare bestrating meegenomen, zoals het straatje
wat door Oost liep, zodat het hele dorp er keurig bij lag met de kermis.
Met de kermis stond vader Freek 's avonds bij de leuning langs het kanaal om de
laatste kermisgangers over te zetten, hij wist immers wie er waren over
gekomen. Dan zat Willem van Ammers binnen, in vader Freek z'n hoekje, en zei
tegen Guurtje: 'Ga maar slapen Guurtje, alles is betaald'. Freek hield het
overzetgeld overigens goed bij in een minuscuul klein boekje met een stompje
blauw potlood, wat hij telkens in z'n mond nat moest maken.
Het was nog de tijd van de 'poepezakken', die langs de deur kwamen en met een
handig gebaar hun koopwaar op de vloer uitstalden, vooral textiel. Na afloop
pakten ze de vier punten van de doek en knoopten deze met dezelfde handigheid
bij elkaar, een stok erdoor en verder naar de volgende klant.
Het was de tijd dat de boorden (walkanten van het kanaal) nog werden
bijgehouden met rietzoden en klei uit Durgerdam; deze werkzaamheden konden
worden aangenomen door de plaatselijke bevolking.
De eerste auto kwam in beeld; de auto van dokter Drost uit West-Graftdijk. De
eerste tijd liet hij zich rijden door z'n vroegere koetsier Klaas Groot, later nam
hij zelf het stuur over. Klaas Groot begon een rijwielhandel te Alkmaar.
Het teruglopen van de thuisarbeid van het vlas hekelen, wat veelvuldig te
Graftdijk plaatsvond, bracht mensen ertoe hun toevlucht te zoeken naar arbeid in
de fabrieken langs de Zaan.
Deze fabrieken trokken ook veel arbeiders weg bij de boeren en de landbouwers,
de lonen waren beter en men was niet meer afhankelijk van het weer of de
seizoenarbeid.
Van deze arbeiderstrek naar de Zaan hebben mijn grootouders mede geprofiteerd.
Tot mei 1946 heeft de overzet gefungeerd en zijn mijn grootouders verhuisd naar
Alkmaar.