4 Geologie en bodemgesteldheid De ondergrond van de Eilandspolder bestaat uit basisveen, waarop mariene afzettingen (zand, zavel en klei), behorend tot de Calais-transgressie (overstromingsfasen rusten (1). Vanaf 1800 v. Chrtot in de Middeleeuwen ontwikkelde zich veen op grote schaal. Dit zogenaamde Hollandveen vormde metersdikke kussens van voedselarm veenmosveen, tot ver boven de zeespiegel. De afwatering van het veen vond plaats via stroompjes die uitmondden in kreken en riviertjes. Met de ontginning van het veen in de late 10de of het begin van de 11de eeuw begon tevens de bewoning van het gebied. Veen- ontginning en natuurgeweld, met name stormvloeden, veroor zaakten vanaf ca. 1150 een sterke erosie. Dit resulteerde in het ontstaan van plassen en meren. Zo veranderden onder andere de stroompjes Schermer en Beemster door inbraken van het Almere (de voorloper van de Zuiderzee) in reusachtige watervlakten. Het ontgonnen gebied bleef daartussen als een eiland liggen: het Schermereiland. Bodemonderzoek bracht een kleilaag aan het licht die rond 1175 moet zijn afgezet. Aan het eind van de 13de eeuw was vermoedelijk het noordooste lijk deel van het Eiland omdijkt, maar nog in de 15de en 16- de eeuw is er sprake van verlies van land. De dijken werden overigens niet direct langs het water gelegd. Een strook land, te vergelijken met een uiterwaard, moest het dijk- lichaam beschermen. Met de oprichting in 15^4 van het Hoog heemraadschap van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland werd een mijlpaal bereikt in de door de Hollandse graven rond 1100 aangevangen strijd tegen het water. Eerst in de 17de, en later ook in de 19de eeuw, wor den de meren drooggemalen; het Eiland wordt Eilandspolder. Op de bodemkaart (Fig. 1.) kan onderscheid worden gemaakt tussen het "bovenland" en de droogmakerijen of "beneden- land"Eerstgenoemde bestaat voornamelijk uit veenmosveen; het maaiveld ligt ongeveer 2 m onder NAP. In de droogmake rijen komen zeeklei gronden met resten verslagen veen aan de oppervlakte. Het maaiveld ligt er dieper, ca. 3.50 m onder NAP.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1988 | | pagina 6