De gevolgde methodiek bestaat globaal uit 5 fasen: vooronderzoekhet bestuderen van bodem- en hoogtelijnkaar- ten, historische kaarten en luchtfoto's; het raadplegen van literatuur; het inventariseren van amateurcollecties; het verzamelen van oude veldnamen; het plegen van overleg met de desbetreffende grondeigenaren en -gebruikers. veldonderzoek I: het lopen (langs slootkanten) van percelen gras- en akkerland, waarbij vondstmateriaal wordt verzameld en landschappelijke informatie (uitstulping van een perceel, reliëf en vegetatieverschillenvastgelegd wordt. veldonderzoek II: het verrichten van grondboringen met be hulp van een veenboor of guts. Doel hiervan is meer gegevens te verkrijgen omtrent de diepteligging, aard en gaafheid van de bodemsporen. Aanleidingen voor een booronderzoek kunnen zijn: vondsten, terreinafwijkingen of perceelsnamen. Soms is het mogelijk door middel van metingen van het geleidingsver mogen van grondlagen (geo-electrische weerstandsmeting) de juiste ligging van een oude huisplaats te bepalen. vondstverwerking: de vondsten, zoals scherven, botten, hout en leer, worden gewassen en gedetermineerd. De vindplaatsen worden op kaart gezet en hun coördinaten bepaald. Van de be langrijkste, uitgeboorde locaties stelt men de archeologi sche waarde vast. rapportagein het eindrapport komen onderwerpen als bodem gesteldheid, ligging en geologie, archeologische bewonings- geschiedenis en de resultaten van het onderzoek in het betreffende gebied aan de orde. In de catalogus worden de archeologische bestemmingsgebiedend.w.z. de tereinen met een zekere wetenschappelijke waarde, nader beschreven. Gerapporteerd wordt aan de opdrachtgever(sen de Rijks dienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort. Het voordeel van deze methode boven de algemeen toegepaste techniek van het opgraven is dat eerstgenoemde niet destruc tief is (weinig vernielt), terwijl een opgraving de sporen daarentegen geheel uitwist. Een opgraving kan dan ook maar eenmaal geschieden! Daarnaast liggen de kosten van opgraven relatief veel hoger. Nadeel van het veldkarteren is, dat een overzicht van de samenhang der grondsporen moeilijk kan worden verkregen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1988 | | pagina 5