9 Komt, wij tridorpelingen, Naar dien n waterplas, Zien wij nu tns voor 't laatste Hoe zij is ae zij was, 6! Dan roeireook na jaren, 't Werk im tijd volbragt Eu wij wijzele moede, Op dit Mae nageslacht. Zie dat spitte dat graven, Zie dat kruijidat draven, Alles is hille weer Spoedig zal jk verrijzen Om die wolfiest te wijzen Weg dan r van de iUeer, Is 't niet frnn niensch te aanschouwen Zoo vol nioeiclivcrtrouwen Zet hij mirvaste hand 't Bruischenifr nerk en palen, Doet het sponiten malen, Maakt voolter vruchtbaar land. Hebt gij nu ijk bekeken, Kom dan vae onbezweken Naar den alezer Meer Die dit waterial drijven Als de wind lacht wil stijven, Op dat rijsd verkeer. Hoe 1 wat mcfldan een molen Neen door door kolen Wordt dit Uitgebragt Stoom aileen ,forsche winden, Zal de magt Iven binden Trots zijn'eoten kracht. Ziet gij daar die ketels wel Op die muur gelegd Ziet gij daar dat pompenstei Dat zoo sterk, zoo hecht, Met dien grooten evenaar, Is verbonden aan elkaür? Ziet gij wel dat rad 't Voert weldra het water uit, En ge ontneemt den wolf zijn buit, Die kg 't liefste bad. Ziet gij dat schiltren dat knettreu van 't vuur, Ziet gij dat kraken en blaken der muur Hoort gij dat gonzen en bonzen der stoom Hoort gij dat ruischen en bruischen der stroom? Het water kookt, De schoorsteen rookt De pompen gaan De kleppen slaan De stoombuis ziedt, liet water schiet, Den duiker (2) door, En borrelt voor liet werktuig aan De rnd'ren slaan, En wijl het bruischt, Is 't reeds verhuisd. Door 't stoomgemaal Kwam 't iu kanaal(3) llijsch nu de vlag, Met blijden lach Ten hoogs ten lop, Der toren op.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1988 | | pagina 11