8 X AT 1815. Door xulk een zorg en rlyt ia Neèrlind» grond toot dexen, Door onxer oud'ren band uit diep raoerxj verreien, Natuur deed nielxvooron», xe ontroofde on» zelf» haar gumt Al wat dit land ons toont, ia arbeid, viyt on kunet, Hblmers, Hollandtcht Katit, Kient gij dat water wei bewoners van dit eiland (l) Dar. water, dat zoo woest in 't midden van uw weiland, Met onbelembre kracht door stormen voorlgevoerd, 'Vis of een boozen geest die diepten had beroerd? Die als een wolf zijn prooi in de ijsbre muil wil zwelgen, En met één forscben sprong, 't onnozel lam verdelgen? Ja, gij kent hem wel, die wolf in schapenvacht, rite reeds zoo menigmaal met ongekende kracht, CJw weiland heeft vernield, door winden en door golven. IJ ij was voor u het beeld der allerwreedste wolven Vertrouw hem niet, ach neen 1 't is zelden dat hij slaapt 7. iehoe zijn wreede muil naar nieuwe offers gaapt; Kort duurt het nog, en dan, dan breekt bij boei en banden En och! verloren zijn uw kostelijke landen, bewoners dezer oord gij kent zijn wolvenmuil C ij kent hem; menigmaal verstoorde zijn gehuil Uw rust, cu steeds bevreesd dat bij uw erf zou sioopen Kondt gij niet anders als op zijn verdelging hoopen 6 Dat dan nu de vreugd weer in uw harten keer, Slechts korten tijd en dan dan is het Graf termeer Herschapen in een land'waarop de kudden weiden, En daar de landman blijden oogsttijd zal verbeiden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1988 | | pagina 10