de echte, klepperend over de Dambrug, met verwaai de tabberd, naar de katholieke school in de Kerk steeg. Die dag kwamen onze twee jongens ook weer thuis, die we bij tante Riet in Berkhout hadden onderge bracht. Twee kruideniers hadden ons bezocht voor de klan dizie. Jan Rot bod de eerste boodschappen, tot een tientje, gratis aan. Jan Rijkes gaf ons een zak speculaasjes. Omdat we net bij ons voor 't eerst brandend kacheltje zaten, hadden we die speculaasjes het eerste nodig, zodat hij de klan dizie kreeg. Of hij daar altijd blij mee geweest is weet ik niet. Wij wel, want soms liep de reke ning op tot over de duizend gulden zonder dat hij een kik gaf, daarmede het museum en mijn architectenbureau financierend. Voor ons was Jan Rijkes de grootste kruidenier uit de wijde omgeving. Ja, zeker groter nog dan Albert Heijn die mij nu in 't leven houdt. Tegen Nieuwjaar zijn we samen met meester Pielage eens naar de collectie gaan kijken, waarmee we voorjaar 1960 het museum zouden gaan inrichten. Opnieuw een verrassing. De spulletjes lagen op zolder van het oude weeshuis en in de eerste oogopslag scheen het een collectie van een Water- loopleinkoopman aan het einde van een drukke zaterdagmiddag. Even verbaasd keken we rond. "Is dit de zolder?" vroeg ik met enige hoop dat boven op de vliering misschien de gedroomde rijk dommen zouden liggen. Ja, dit was de zolder. Het is toch allemaal goedgekcmen. Uit de collec tie van Jan Boon en privé van de horlogemaker de Rijke, dokter America en gemeentearchitect de Jong (niet mijn oom of vader maar wel op dezelfde dag jarig), uit alle mogelijke hoeken en gaten kregen we prima spullen om het museum in te richten.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1987 | | pagina 17