DIJKSONDERHOUD OP
HET SCHERMEREILAND
10
"Wien water deert, die water keert". Deze oude grondwet
vormde de basis waarop de plicht tot dijksonderhoud in de
middeleeuwen was geregeld (1). De dijklast rustte dan ook
op de individuele grondgebruikers van wie de ligging van
zijn land "onder des dijks bescherming" viel. Verkoop van
zo' n stuk grond d&t "met dijk besmet was", was albeen
mogelijk indien de nieuwe eigenaar tevens de dijklast voor
zijn rekening nam.
Alle grondgebruikers binnen de dijken op het Schermer
eiland hadden een door het dijksbestuur aangewezen deel
van de dijk onder hun beheer gekregen. Zij waren ver
plicht deze zgn. "hoefslag" in ordentelijke staat te houden.
Zo' n verdeling van de dijklast onder de ingelanden van de
polder werd in Noord-Holland "verstoelinggenoemd.
Volgens de vergunningen van 1 35657 ter omdijking van
buitendijkse landen op het Schermer eiland werd de verstoe-
ling hier "matsmatsgelijk" geregeld. Dit betekende dat
elke dijkplichtige een hoefslag te onderhouden kreeg, die
in juiste verhouding stond tot de grootte van zijn landbezit
dat door die dijk werd beschermd.
Dit laatste had tevens als consequentie dat de Oude Zee
burg rondom de Binnenmaden alleen onder die ingelanden
was verstoeld, die binnen deze ringdijk hun stukjes grond
hadden liggen. Zo is dan de Nieuwedijk rondom de Buren-
maden alleen onderhouden door de grondgebruikers in dit
gedeelte van het Schermereiland.
Twee keer schouw
Deze wijze van aan individuen opgelegde dijklast moest wel
onder toezicht van hogere hand staan, wilde zij niet tot wa
re rampen leiden. Immers, als een dijkplichtige uit luiheid
kwaadwilligheid of armoede niet naar zijn hoefslag omkeek,
was de hele dijk waardeloos. Alleen het lokale bestuur kon
in deze tijd een effectieve controle op het dijkonderhoüd
uitoefenen. Vandaar dat schout en schepenen als "dijkgraaf
en heemraden" het dijksbestuur in de bannen vormden.
Dit gold ook voor het Schermereiland. In een handvest uit