Holland van Zeeland, en Heeren van Vri slana
788.
W. G. Lams: Het groot privilegie en nantvestboe k
van Kennemerlandt en Kennemer gevolgnó40.
8) zie noot 4.
9) zie Van Mieris, IV, 847-850.
10) C. Sandwijk: Kronijkmatige en geschiedekunriige oe-
schrijving van Purmerende en omliggende domen,
meren enz. 40-41.
11) C. van der vVoude :Kronyck van Alkmaar 76.
12) idem, 78.
MAANNACHT.
En zwijgend gaan wij in den nacht
Door 't slapend dorpje, langs de gracht
Naar 't stille Damplein heen.
In sprookjesachtig manelicht,
Herleeft als in een droomgezicht,
De schoonheid uit 't verleên.
Want prachtig tegen zilverschijn,
De oude donk're gevellijn
Van 't Raadhuis, schoon en sterkt
En door het klare licht omspeeld,
Rijst blinkend uit zijn schaduwbeeld,
De toren van de Kerk.
De silhouet der Dambrug staat
Qetekend tegen 't blank der straat,
Als door een meesterhand.
In spiegelende waterschijn
De huizen mooie plaatjes zijn
Uit 't boek „in toverland".
De stilte is zo licht en teer.
Er hangt een ongekende sfeer
Uit lang vervlogen tijd.
En bij de sluizen murmelt zacht
De donk're stemme van de gracht.
Het lied der eeuwigheid.
Kostelijk-8om.
uit d3 Riiper Courant van zaterdag 1 3 -