HEERVAART EN LANDWEER
OP HET SCHERMEREILAND
2
Een van de belangrijkste boeken over de middeleeuwen
die de laatste tijd in Nederlandse vertaling zijn ver
schenen is dat van de vermaarde franse historicus
Georges Duby 1). Hierin beschrijft hij hoe de middel
eeuwse elite een ideale maatschappelijke ordening van
strijders, werkers en bidders nastreefde. Binnen de
ze driedeling, die functioneerde bij de gratie van we
derzijdse hulpverlening, zou de horige boer zijn vrij
heid hebben ingeruild voor de bescherming van de rid
ders. Dit ideaalbeeld paste echter niet altijd op de
werkelijkheid. Naast werken kenden de vrije boeren op
het Schermereiland ook de plicht tot verdediging van
have en goed.
Weerbare mannen konden "ter heervaart" worden ge
roepen om in verder gelegen streken de graaf en zijn
ridders met steekwapens terzijde te staan. 2)
In dit waterrijke gebied moesten zij zich op bevel van
de graaf of zijn baljuw per roeischip, een "heerkogge'!
naar het strijdtoneel spoeden. Dat betekende dat iedere
ambacht van voldoende grootte zo'n heerkogge diende
te onderhouden. Misschien moeten we het "Roey-schip"
van Heer Mentinga, dat tijdens de bedijking van de
Schermer is opgegraven als de heerkogge van de
banne Schermer zien.
Uit de lijst der "riemtalen" kon de baljuw aflezen hoe
veel gewapende mannen per banne aan de riemen kon
den worden gezet. Om te voorkomen dat steeds de ster
keren werden opgeroepen, probeerden de dorpsbestu
ren de verdeling van de heervaartplicht over de weer
bare huislieden in eigen hand te krijgen. Zo hadden in
1426 Graft en het Zuideinde van Schermer van Jacoba
van Beieren bedongen dat in het vervolg niet meer de
schout of baljuw, maar de eigen schepenen degenen
konden kiezen die ter heervaart moesten gaan 4).Tevens
werd toen de heervaartplichtigen verboden zich af te
kopen of met anderen te ruilen.
Hoeken en Kabeljauwen
Deze bepalingen waren afgedwongen in een tijd toen de