4 Ook het aantal doopsgezinden was groot: 427 in 1670. Prof. Van Deursen plaatste hier de kant tekening van zijn twijfel, over een cijfer wat Van der Woude noemt in zijn studie, namelijk dat in 1672 de bevolking voor 15% uit doopsgezinden zou hebben bestaan; dat kan moeilijk in overeen stemming worden gezien met het aantal leden van twee jaar tevoren. (Zou het misschien 51% zijn ge weest?). Noordei nde In die tijd had ook Graft zijn eigen doopsgezinde gemeente, met de Vermaning in Noordeinde en een eigen leraar aldaar. Een paar maal is iemand uit Noordeinde benoemd tot leraar in De Rijp, zoals Arend Pieterszoon Troon, die als zodanig werd be noemd in 1659 en leraar in De Rijp bleef tot zijn dood in 1694. Hij bleef echter te Noordeinde wonen, waar hij timmerman was. Hij werd er gedurende 40 jaren achtereen ook telkens weer herkozen in het openbare ambt van "rooimeester" (toezichthouder op wegen en water). Hij was dus een belangrijk en in aanzien staand persoon te Graft, maar niet zo vermogend dat hij zijn leraarschap in De Rijp "om niet" kon verrichten, zoals andere leraren die over eigen vermogen beschikten. Arend Pieters zoon Troon kreeg dan ook een traktement van 200 per jaar voor zijn leraarschap. Bedeelden De doopsgezinde kerkeraad beschouwde zijn taak als "dienaarschap" Men onderscheidde ook "vredemakers" maar dat was niet hetzelfde als kerkeraad. Doops gezinde diakenen in de 17e eeuw hadden tot taak het voorkomen van armoede. Dat deden ze onder andere door geld voor te schieten. In 1672 waren er 45 gewone bedeelden en daarnaast nog vrij veel incidenteel bedeelden. Omstreeks die tijd ging er jaarlijks zo'n 1300 tot f 1500 om. Deze offer vaardigheid kan een blijk zijn van geestelijke

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1986 | | pagina 6