hun nek. Die werden altijd apart gehouden en eerst af
zonderlijk geweekt en schoongemaakt.
Het tarief
En nu de prijzen: een gewoon boord, daar werd een
dubbeltje voor betaald; een paar manchetten elf centen.
Een frontje 12 centen, een halfhemd 13 centen, een glad
overhemd 30 centen en een overhemd met plooien aan de
voorkant 35 centen. Die prijzen vergeet ik nooit meer.
Ik moest ze immers zelf afrekenen, bij het bezorgen.
Maar ja, je had wel eens klanten die slecht bij
kas waren. Die lieten het dan opschrijven. Het gebeurde
wel eens dat ze het zo acht weken lieten oplopen en
dan hadden ze opeens geen boorden meer om te laten was
sen. Als ik dan later toch weer boorden moest komen halen
en ik zei: "Er staat dat en dat nog", dan heette het
dat er helemaal niets van aan was. Kon je fluiten naar
je centen
Moeder had natuurlijk ook de klandizie van de boor.
den van de bakker en de slager, de melkboer en de
groenteboer. Met gevolg dat er alle dagen een andere
bakker aan de deur kwam en drie keer in de week een
andere groenteboer en om de week een andere melkboer
Nering is nijdig
Op zeker moment moest er wat aan de schoorsteen
worden gedaan. Dat moest Hoek, de metselaar doen.
Die woonde op de hoek waar Willem Woestenburg heeft
gewoond. Toen ik die week bij Huib Scheepbouwer kwam,
de metselaar die in het laatste huis aan het Oosteinde
(nu Dick Mars) woonde, kreeg ik te horen: "Je hoeft niet
meer om boorden te komen. Ga maar naar Hoek toe".
Er was veel neringnijd. Er werd vreselijk opgelet of
ze wat aan je konden verdienen. Er waren wel nering
doenden die je niet meer groetten en niet meer aan
keken, als je een keer een ander nam.
Zeep op
Na 1940 werd het anders. Toen werd, door de oorlog
de zeep schaars. Moeder had natuurlijk een voorraadje
op vóór genomen. Dus... er kwamen er steeds meer die
II