der, en "De Noordster" van rederij Vroon Bek, die
onder bevel stond van de reeds eerder genoemde Abraham
Lourennsz. Walig. Dit laatste schip zal vermoedelijk
de "Noord-Holland" zijn geweest, maar heeft door de
dwang der omstandigheden tijdelijk van naam moeten ver
anderen
Noch deze aanpassing, noch hun neutrale papieren mochten
echter de Engelsen van de wijs brengen: zoals de andere
opgebrachte schepen werden ook deze twee walvisvaarders
van Rijper rederijen het jaar daarop in het buitenland
verkocht. Daartoe behoorden ook de schepen, waarop de
laatste twee Rijper commandeurs het bevel voerden.
Deze waren Cornelis Duyn en Dirk Cornelisz. Duyn (vader
en zoon?), die beiden in dienst stonden van de bekende
Zaanse rederij Cl aas Taan en Zonen.
Deze zware slag kwamen de Rijper rederijen niet meer te
boven. Onder de 16 walvisvaardersdie in 1802 nog een
poging waagden, bevonden zich dan ook geen schepen meer
in dienst van Rijper kapitaal. Ook voor de gehele Hol
landse walvisvaart betekende het jaar 1798 feitelijk
de nekslag. Gedurende de rest van de Franse tijd lag
zij stil. Na 1815 werden nog enkele vergeefse pogingen
ondernomen om de Hollandse walvisvaart nieuw leven in
te blazen door gebruikmaking van nieuwe hulpmiddelen
en methoden en door nieuwe vangstgebieden op te zoeken
ter vervanging van de leeggeviste Pool zee. Hierbij
speelden rederijen uit De Rijp geen rol meer. Hier
was weer een belangrijk hoofdstuk afgesloten.
H. Kaptein