DE DILLENBURG.
Bij de kerstprent 1984, van De Dillen
burg, is een korte beschrijving van acht
alenea's verstrekt, die betrekking heeft
op deze schelpkalkbranderij.
Naar aanleiding daarvan liet dhr P.E.W.
Dil te Hilversum, inmiddels lid geworden
van onze vereniging, ons enige correcties
weten op de vierde tot en met achtste
alinea van de beschrijving.
Volledigheidshalve herhalen we de alinea's
twee en drie en vervolgen dan met zijn, voor
ons nieuwe gegevens.
In 1884 werd aan Pieter Dil Jansz. ver
gunning verleend tot het oprichten van
een trasmolen-kalkbranderij en een be
waarplaats voor ongebluste kalk.
Bij de vergunning werd vermeld dat geen
gebruik mocht worden gemaakt van "stoom-
of andere beweegkracht". Klaarblijkelijk
werd bij deze formulering alleen aan
machines gedacht, want een windmolen kan
toch ook als beweegkracht worden be-
s c houwd
De trasmolen maalde tufsteen tot tras.
Tras is een metselspecie en werd gebruikt
bij een steenlaag op fundamenten en rond
om raamkozijnen, als vochtwering, dus om
het optrekkèn van vocht te verhinderen.
Schelpen werden rechtsstreeks in de ovens
gebrand, dus niet eerst gemalen, zoals de
beschrijving abusievelijk vermeldt.
De foto in het museum en in het boekje
"Wie zijn dat ook alweer?" is van 1919.
Daarop staan mijn zuster en mijn vader.
Het was in de periode van het magnesiet
branden, in de jaren 1918-1920, gedurende
ongeveer 15 maanden. Magnesiet was een
grondstof voor vloeren in kantoren en be-
22