archieven duikt dezelfde naam op in 1633 te
Hoogwoud, in 1634 op Wieringen, in 1636 te
Jisp en in 1650 in 't Kalf. De voortdurende
wisseling van standplaats zou kunnen wijzen
op vervolging en uitwijzing.
In 1631 komt op Noordeinde Mr Petrus Mathiae,
die tevoren door de "nieuwgezinden" uit
Jisp verdreven was.
Door de Haarlemse kanunnik Ban werden op 26
april 1634 de grenzen geregeld tussen de
Staties van Graft, Purmerend en Alkmaar. In
het verslag daarvan staat dat pastoor
Mathiae vijf plaatsen onder zich heeft, n.1.
SchermerhornSchermer, Graft en de bijbe
horende gehuchten, Rijp en delen van de
Beems ter
Pastoor Mathiae werd in 1636 opgevolgd door
Mr Stephanus Bodeker, die tot zijn dood
(1658) in Noordeinde werkzaam blijft, echter
niet geheel ongestoord. In het rijksarchief
is daarover een interessant verhaal te
vinden.
Op 24 juni 1644 ontving de baljuw te Alkmaar
een schrijven van de Staten van Holland,
waarin het ongenoegen van de Edelmoogende
Heeren wordt uitgesproken over het "stout
voortvaren van de Pausgezinden in 't houden
van hare conventiculenals namentlyck
tot Noord-Scherwoude op Langedyck, alsook
op 't Noordeynde van Graft.
De baljuw kreeg opdracht deze "paepsche"
kerken binnen twee dagen na het ontvangen
van de brief te sluiten en binnen 14 dagen
persoonlijk verslag te komen uitbrengen
van zijn maatregelen.
Aan de schout van Graft, Claes Jacobsz
wordt assistentie gevraagd. Deze verklaart
in een certificatie dat van de vergader
plaats waar de "paepsche religie" gewoon
lijk haar bijeenkomsten houdt alle uit- en
12