Naast Menno Simonsz. moeten Obbe en Dirk Philips, in
1534 "doopsgezind" herdoopt, worden genoemd. Bij hen
bestond een streven naar een "reine" gemeente, dat
wil zeggen een samengaan van "broeders en zusters",
die zich met de meeste nauwkeurigheid hielden aan "één
is uw Meester, namelijk Jezus Christus en gij zijt
alles broeders". Op grond van uitspraken als deze
verwierpen zij alle menselijk gezag in zaken van het
geloof en ook de kinderdoop, de eed, de krijgsdienst
en het bekleden van enig overheidsambt.
De doopsgezinde opvattingen verspreidden zich over
met name het Rijnland, Oost-Pruisen, Oost-Friesland,
de Elzas, Lotharingen, Zwitserland, Rusland en nader
hand Noord-AmerikaIn Nederland vooral in het Noor
den en het Westen.
In de "lage landen" werden de doopsgezinden aanvanke
lijk sterk achtervolgd. Gold bij de Calvinisten de
rechtvaardiging door het geloof, de doopsgezinden
hielden vast aan de uitspraak "aan de vrucht herkent
men de boom" en stelden "goede werken" in het dage
lijks leven op hoge prijs. Dat is in de samenleving
van vandaag een nog ver verwijderd ideaal, laat staan
in die van de 16e eeuw. De doopsgezinde geloofsover
tuiging werd dan ook destijds als een aanslag op de
gevestigde orde gezien.
Willem van Oranje vaardigde in 1572 het voorschrift
uit, uit overtuiging en wellicht mede uit erkentelijk
heid voor betuigde morele en geldelijke steun in zijn
strijd voor de onafhankelijkheid (althans losmaking
van het centrale gezag) dat de doopsgezinden niet in
hun geloof bemoeilijkt mochten worden. De echte vrij
heid van geloof kwam tenslotte voor de doopsgezinden
tot stand in 1795 - het uitroepen van de Bataafse
Republiek
- 49 -