jaren ingekomen vertrokken gebleven
van tot of over
leden
1801
1825
14
10
3
1826
1850
13
8
5
1851
1875
18
13
4
1876
1900
7
5
2
1901
1913
0
2
0
Zeker in de tijd dat het weeshuis volledig bezet
was, werden wezen boven de 18 jaar niet opgenomen.
Bij grote toeloop dienden zelfs kinderen, die na
hun 14de jaar ouderloos werden, uitgesloten te
worden. Bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd
pleegde men het weeshuis te verlaten. Men ontving
daarbij een uitzet. Indien evenwel het verblijf
in het weeshuis als wanordelijk werd aangemerkt,
werd, als straf daarvoor, de wees de uitzet ont
houden.
Alles wat de wezen erfden, terwijl zij opgenomen
waren, kwam ten goede aan het weeshuis. Wezen, die
het huis verlaten hadden en zonder kinderen stier
ven, dienden het weeshuis als enig erfgenaam aan te
wijzen.
Gelukkig voor de nabestaanden kon deze verplichting
afgekocht worden. Hiervan werd -begrijpelijk- dik
wijls gebruik gemaakt.
In het weeshuis was eveneens een naai- en breischool
gevestigd. De aldaar vervaardigde kledingstukken
werden aan behoeftigen uitgereikt onder leiding van
al dan niet bezoldigde diakonessen. Deze diakonessen
waren daarnaast belast met het verstrekken van ver
sterkende middelen aan kraamvrouwen in financiële
nood
Een bijzondere bron van inkomsten van het weeshuis
vormde de zogenaamde "branddag"De branddag werd
ingesteld door de gemeentelijke overheid na de grote
brand van 1654. 7 januari was van 1654 tot 1769 een
verplichte gedenk-, vast- en bededag voor geheel
De Rijp.
- 55 -