hoeveelheid landbezit. Schout en schepenen van
deze dorpen kregen de taak elk in hun gebied
deze dijk te schouwen als dijkgraaf en heemraden.
Zij mochten deze dijk verleggen waar en wanneer zij
dit noodzakelijk achtten en konden hem zelfs op
geven wanneer hij niet meer te houden was, alles
zonder toestemming van de respectievelijke ambachts
heer en -vrouwe of hun nakomelingen. Een heel
bijzonder privilege, want in principe lagen in deze
periode de beslissingen over het maken van inlaag-
dijken of het opgeven van een dijk bij de landsheer
en zijn raad. Gelukkig heeft men deze dijk nooit
hoeven laten varen, maar wel zijn er ettelijke in
lagen gelegd, omdat met name de Schermeer veel van
het eiland af at. Deze klacht komt vooral naar
voren bij het onderzoek dat Karei V in 1544 liet
instellen naar de toestand van het Noorderkwartier,
waarbij de ingezetenen van het eiland getuigden dat
in de laatste 80 a 90 jaar bijna 300 ha. door de
golfslag van de Schermeer was afgekalfd. Wat de
bemaling van het eiland betrof, waren Graft en
Zuid-Schermer de eersten die in de 16de eeuw in hun
rechtsgebieden watermolens bouwden om het water in
hun landen op een beter peil te brengen. Slecht
onderhoud van de omringdijk door de dorpen Noord-
Schermer, Schermerhorn en Zuid-Schermer leidde tot
conflicten over de bemaling op het eiland tussen de
dorpen onderling, want een eerste vereiste voor een
goede bemaling is een behoorlijk onderhoud der
dijken. In 1560 kwam er een einde aan deze geschil
len, doordat het eiland in twee bemalingseenheden
werd verdeeld. Een scheidingskade, lopende van
de Oostdijk tot de hoek van de dijk waar het
dorp Groot-Schermer aan ligt, scheidde het gebied