De waterstaatkundige geschiedenis van het
Schermereiland
De eerste vermelding van het Schermereiland, later
de Eilandspolder geheten, dateert van omstreeks
het jaar 1000, wanneer de kerk van Groot-Schermer
onder de goederen van de abdij van Egmond wordt
genoemd. Ook rondom dit dorp heeft het klooster in
deze tijd allerlei bezittingen. Verder zwijgen de
bronnen over dit eiland tot het einde der dertiende
eeuw. In die periode was alleen het N.0. deel van
het eiland omringd met een dijk, die bescherming
moest bieden tegen het water van de Schermeer, de
Starnmeer en de Beemster. Deze dijk liep van de
Beemster af westwaarts door De Rijp en Graft, ging
in Graft noordwaarts langs het Noordeinde van Graft,
maakte daar een lichte knik westwaarts om vervolgens
weer naar het Noorden te gaan, door Groot-Schermer
tot Schermerhorn, langs het Zwet en vervolgens zuid
waarts tot De Rijp. Ongeveer 50 jaar later gaven
graaf Willem V voor het zuideinde van Schermer en
Graft en Machteld van Valkenburg, Vrouwe van Voorne
voor het Noordeinde van Schermer en Schermerhorn
toestemming de onbedijkte landen gelegen ten Westen
van de Meer- en Globdijk, de z.g. Buremaden, even
eens te bedijken. De gehele Eilandsdijk werd verhoef-
slaagd, dat wil zeggen dat ieder dorp voor zijn
eigen stuk dijk moest zorgen, nl. Noord-Schermer,
Schermerhorn en Graft. De Rijp was toen nog met
Graft verenigd en werd pas in 1607 onafhankelijk.
Binnen het dijkvak van ieder dorp vond dan een onder
verdeling plaats onder de inwoners, waarbij de grootte
van het te onderhouden dijkvak correspondeerde met het