De onthoofding van de graaf van Egmont. Detail uit een ingekleurde lithografie (facsimile) naar een prent van Wolfgang Meyerpeck, datering 1820-1860. (Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-79054) vrienden en magen geen aanschouw van waardigheid noch gedane diensten hadden hun mogen baten" Op 4 juni tekende Alva het doodvon nis, door de Bloedraad geveld. Egmont en Hoorne werden "als mede plegers des Prinsen van Oranje, als beschutters der Verbonden Edelen en verwaarlozers van den Roomsen Gods dienst en voor majesteitsschennis ten zwaarde verwezen." (Hooft). Nog in de ochtend van 5 juni, de dag van zijn terechtstelling, schrijft Egmont een brief aan de Spaanse koning. Enkele zinnen daaruit: "Here, 't Vonnis dat Uwer Majesteit geliefde over mij uit te strijken, heb ik deze nacht verstaan en niet daartegens dan geduld om te dragen 'tgeen de goede God mij toezeindt. Nochtans is het waar dat ik nooit iets voornam, noch dacht Ltgeen uwen koninklijken persoon, zijnen dienst, oft oud Alge- mein katholiek) geloof, mochte na tegaan ...Dies bid ik Uwe Majesteit om vergiffenis en bid haar (=uwe Majes teit) zich over mijn bedroefde gemalin, onnozele kinderkens en dienaars te ontfarmen" Hij ondertekent met: "Uwer Majesteit ootmoedigste, getrouwste onderdaan en dienaar, tot sterven bereid, Lamo raal van Egmondt." Het heeft niet mogen baten. Op 5 juni wordt het vonnis voltrokken. Op de markt is inmiddels een schavot "toe- gesteld Nadat Egmont het schavot heeft beklommen en, zo schrijft Hooft: "Toen rees de graaf overeind, smeet de hoed en snuitdoek terzijde, knielde anderwerfs op het kussen, trok het mutsken over zijn ogen en riep met gevouwen handen: "Here, in uwe han den beveel ik mijne geest". Vlijde zich tot de slag die van de scharprechter flux gegeven werd en die niet bet (erger) door de hals dan de omstanders door het hart sneed. De droeffeid, het misbaar bij de burgerij bedreven, was onuitsprekelijk: en het jammerder al, tot zelfs de Spaanse soldaten toe, dien de tranen in de ogen sprongen" Leven en dood van Egmont hebben tot de verbeelding van schrijvers en componisten gesproken. Hij is ver eeuwigd in een toneelstuk van Goethe, genaamd Egmont (1788) en Beethoven schreef toneelmuziek bij dit drama (1810), waarvan de "Egmont-ouverture" nog vaak gespeeld wordt. De ouverture werd later een officieel volkslied voor de Hongaarse opstand (1956). Geraadpleegd: M Nijhoff: PC Hooft's "Nederlandse Historiën in het kort", Amsterdam 1947 https://nl wikipedia,org/w/index https:/wwweh toen,nu 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2018 | | pagina 5