Een stukje Oud Den Helder van bovenaf gezien. Nieuwbouwwoningen rondom school en speeltuin. Rechtsonder de achtervleugel
van het bejaardentehuis 'Ten Anker'. Linksonder het voormalig militair kledingmagazijn uit 1910 (hier Marechausseegebouw)
dat, als één van de weinige gebouwen, niet door de Duitsers is afgebroken.
In de uitgave Het Toekomstig Den Hel
der uit oktober 1948, uitgegeven ter
gelegenheid van de tentoonstelling van
wederopbouw- en uitbreidingsplan
nen, staat uitvoerig beschreven hoe
onze, in de Tweede Wereldoorlog zo
zwaar getroffen stad aan een nieuw
leven zou kunnen beginnen. Aan Oud
Den Helder wordt ook een paragraaf
gewijd. De schrijvers tekenen op:
"Oud-Den Helder (en in 1948 wordt
dan nog de 'Ouwe Helder' bedoeld) is
voor altijd verdwenen en kan niet in 't
leven worden teruggeroepen. Er dient
weer een in vrij grote mate zelfstandige
wijk te komen, maar voor het karakter
daarvan biedt wat verloren is gegaan
weinig aanknopingspunten. Deze
nieuwe wijk moet min of meer engros
worden gebouwd. Reeds daardoor zal
hij zijn vroegere bewoners niet kunnen
bieden wat zij er hebben verloren. De
sfeer zal er een andere zijn; zij zullen
zich vermoedelijk behagelijker voelen
in de oude stadsdelen, waar zij een
nieuwe woonplaats en wellicht een
nieuw bestaan hebben gevonden, dan
in een gloednieuwe wijk. Beter zal een
nieuw geslacht er aarden".
Misschien heeft dhr. Harry van Loo
iets dergelijks als bovenstaande in
gedachten gehad toen hij zo'n vier
jaar geleden zijn stuk voor Levend
Verleden schreef? De Ouwe Helder-
sen waren door de grote affraak
voorgoed uit hun stadsdeel verdreven
en de wederopbouw-architecten
inclusief de stadsbestuurders gingen
er bij voorbaat vanuit dat deze stads
genoten in een nieuwe wijk hun draai
nooit zouden kunnen vinden. Men
ging zelfs nog verder. In de eerderge
noemde uitgave Het Toekomstig Den
Helder werd geschreven: "In plaats
van de stijlloze eigenbouwers-verka
veling van Den Helder, zoals het is
gebouwd tussen 1860 en 1920, wil het
nieuwe Oud-Den Helder een stijl
volle, geometrische aanleg doen zijn".
Voor de vele ouwe-Heldersen moet dit
een hard gelag zijn geweest; eerst door
de bezetter verdreven uit hun oude
wijk en vervolgens door de wederop-
bouwers verondersteld niet te passen
in de nieuw op te bouwen wijk.
De generaties van na de oorlog, daar
entegen, hebben - tot op de dag van
vandaag - decennialang de kans gekre
gen om er wèl te aarden. Ons gezin en
al die gezinnen uit mijn jeugd zijn daar
de levende voorbeelden van.
Het nieuwe Oud Den Helder mag
door zijn ontwerpers dan als stijlvol
en geometrische zijn bedacht en
door dhr. van Loo als 'eentonige
nieuwbouwwijk' zijn geduid, voor
mij is het de wijk waarin ik ben
opgegroeid. En, nu ik ouder word,
realiseer ik me dat ik er ook wel een
beetje mee ben vèrgroeid.
Sneeuwpret in de Jacob Beenstraat.
9