kop staan, bij ons in Noord-Holland
is er toch eigenlijk alleen maar stilte.
Dan te bedenken dat van de hand van
de heer J.K. Schendelaar, het toenma
lige hoofd stadsontwikkeling, in 2000
in het blad Westerheem, een vakblad
over archeologie, al een gedegen ver
haal is gepubliceerd over onze Torp.
Een verhaal, met de nodige vragen,
dat helaas toch nauwelijks een vervolg
heeft gehad.
2017: 200 jaar Koegraszeedijk
Koning Willem I stuurde, op basis
van een projectplan van Jan Blanken,
in januari 1817 een wetsvoorstel naar
de Tweede Kamer met het doel om
een geldlening aan te gaan ten
behoeve van 'de bedijking van het
Koegras, het graaven van eene binnen
vaart met haar jaagpad en voor de
voortzetting van de sluisdok- en kaai-
werken aan het Nieuw Diep'.
Geen woord over een scheepvaartver
binding naar Amsterdam. Slapende
honden moest je niet wakker maken.
Amsterdam droeg meer dan één mil
joen aan de werken bij, die meteen
gestart werden, en zo kwamen de
Koegraszeedijk en het Groot Amster-
damsch Kanaal in datzelfde jaar al
grotendeels tot stand. In 1818 waren
alle werken afgerond.
Nieuw land werd gewonnen op de
zee, daaraan gekoppeld een scheep
vaartkanaal vanaf de Commerciesluis,
als verbinding naar Het Nieuwe Diep,
tot aan de Keinsmervaart bij 't Zand,
die zo de aansluiting met de oudere
trekvaarten werd. In dat (feitelijk stie
kem) op de toekomstgerichte zeer
brede kanaal moest ook een zeesluis
door de Zijperzeedijk, in die tijd de
grens tussen land en zee, gebouwd
worden.
Koegras is dit jaar dus 200 jaar inge
polderd, eigenlijk opnieuw droogge
legd, en het kanaal is 200 jaar in
gebruik. De oude Koegraszeedijk is in
2015 gedeeltelijk versterkt om te vol
doen aan de huidige veiligheidseisen.
Daarmee is ons kwetsbare laagland
ook bij de achterdeur opnieuw goed
beveiligd tegen overstromingen. Vorig
jaar is een gedeelte van die oude dijk,
die als tweede waterkering dienst
deed, weggedaan, verplaatst ten
behoeve van de aanleg van de Kooy-
haven in de Anna Paulownapolder.
Jan en Pieter Quant
Via internet kwam ik in contact met
de familie Quant. Zij zochten naar
een verklaring van de woonplek van
een voorvader. Jan Quant, opzichter
van den Waterstaat, was volgens hun
onderzoek op 17 februari 1763 te
Zoeterwoude gedoopt en overleden
op 21 september 1822 in 't Zand bij
de nieuwe kanaalsluis. Jan was sluis
wachter en woonde aan die sluis. Hij
overleed dus daar voordat het kanaal
op 4 december 1824 officieel geopend
werd. Zijn echtgenote, Alida van
Duura, die op 18 maart 1770 in Rot
terdam gedoopt was, woonde ook aan
de zeesluis toen zij op 30 maart 1821
overleed.
Aan de officiële opening in 1824
waren al zeven jaar van operationeel
gebruik voorafgegaan, dat was de
verklaring die de familie bij het
beroep van hun voorvader, sluismees-
ter en opzichter van den Waterstaat,
zocht. Over een paar jaar zal de ope
ning van het Groot Noordhollandsch
Kanaal in heel de provincie wellicht
groots gevierd worden, voor ons in
Koegras is dat dus eigenlijk jaren te
laat.
Door het contact met de familie
Quant werd voor mij duidelijk dat Jan
Quant de vader van Pieter Quant was.
Pieter Quant is de naamgever van een
straat in de Visbuurt. Zijn naam
kwam in de beginjaren van Nieuw-
stad (rondom 1850) veelvuldig voor
als grondbezitter. Pieter bleek op 1
oktober 1804 in Rotterdam geboren te
zijn en is op 18 februari 1887, even
eens in Rotterdam, overleden. Pieter
was aannemer en timmerman en
woonde en werkte jarenlang in Nieu-
wediep. Hij was voor Fl. 32.800 de
aannemer van de Westerkerk die in
1844-1845 nabij het huidige Helden
der Zeeplein gebouwd werd. Die NH
Kerk, die ook een zogenaamde water
staatskerk was, brandde op 31 oktober
1876 geheel af. De in 1877 herbouwde
kerk werd door de Duitsers, zoals
geheel oud Den Helder, in de Tweede
Wereldoorlog gesloopt. Na het vertrek
van Pieter uit Nieuwediep ging het
financieel niet goed met hem. Volgens
zijn familie ging hij in 1866, dus 150
jaar geleden, in Amsterdam failliet.
Genealogisch onderzoek blijft verras
send.
Ooit de 'Groote Zeesluis' daarna omgebouwd tot tweede waterkering.
5