winkelstraten uit onze jeugd Keizer
straat, Spoorstraat, Koningstraat.
Op een lijst uit het gemeentearchief
blijkt dat er in 1940 een tiental Joodse
winkeliers en ondernemers aan de
Kanaalweg zaten - dansschool Schaap,
muziekhandel Polak, schouwburg
Polak, Coltof meubelen, Kannewasser
manufacturen, Grunwald grossierderij
koloniale waren, Prins galanterieën -
eveneens een tiental in de Keizerstraat
- óók een danslokaal Schaap, een Col-
tof met meubelen, één met damesmo
des. Oudkerk en Van Praag en een
Kannewasser met manufacturen, nog
een Grunwald en De Jongh met kle
ding, in de Koningstraat banketbakker
Elte, Sally Manheim met kachels, een
drietal damesmodezaken (van S.M. de
Jongh, J.S. Godschalk en Harschel) en
toch ook nog een dansinstituut van de
familie Polak.
Ook in de Spoorstraat_en de Spoor-
gracht waren er nog enkele manufac
turenwinkels, speelgoedwinkels en
galanterieën. En dan, niet te vergeten,
De lompenhandelaar Izak Machiel (Eiki) Buitenkant
(1832-1908) bij het Julianapark. Op de achtgrond de
kruising met de Spoorstraat en zicht op de Keizerstraat.
Rechts is nog net het pand van 'Jamin' zichtbaar.
de kosjere slagerij van A.M. van Gel
der aan de Binnenhaven, onze slager
en L.S. Kannewasser in manufacturen
aan de Zuidstraat vlakbij de Anker-
parkbrug, de textielleverancier van
mijn vader, manufacturier-per-fiets in
de Anna Paulownapolder.
Alles bij elkaar toch zo'n veertig win
kels, bedrij^es, ondernemingen. Daar
was na de oorlog niet veel meer van
over: bakkerij Elte, Manheim in de
Koningstraat met kachels, speelgoed,
huishoudelijke artikelen, de gebroe
ders Coltof, Gerrit van Praag (fa
Neels) en slagerij Van Gelder.
Discriminatie
'We hebben de indruk dat er nimmer
sprake was van discriminatie of anti
semitisme,' schrijft ds Joop Kila in zijn
boek 'De Kille aan het Marsdiep'. Offi
cieel zeker waar. De Joodse elite werd
zeker gerespecteerd. Maar spot was er
zeer zeker ook.
Smous, rotjood waren toch vrij vaak
gebruikte scheldwoorden. Men sprak
ook bij ons van een Joden
streek en over twee Joden
die weten wat een bril kost.
Als je erg schor was vroeg
men wel: heb je een jood in
je keel? En over de befaamde
brand bij Oudkerk en Van
Praag (1919) citeer ik Kees
Schellinger in zijn boek 'O,
die ouwe Helder':
'Wekenlang daarna gaat nog
de lach door Den Helder. De
zonen van het Oude Volk
brengen zelf de gein in
omloop. Het ging bij die
brand niet eerlijk. Ze waren
voor hun beurt gegaan, die
Oudkerk en Van Praag.'
Maar ja, van hoeveel niet-
Joden is ook al niet gezegd:
in de brand, uit de brand.
Bekend is ook het verhaal
van Kees Schellinger over
Manus Beek, de jodenjongen
uit de Ouwe Helder die bij
bakker Maju in de Lange-
straat een krentenbrood gekocht had
en lopende vort alle krenten eruit
vrat, waarop moeder Bethlehem riep:
'Manussie, ben je nou helemaal
bedonderd, dat mag je toch niet.'
Waarop Manussie reageerde: 'An de
eerste plaats wordt jou niks gevraagd
en an de tweede plaats ben ik om een
wittebrood gestuurd.'
Van deze Manus heb ik m'n eerste
fietsie, twee knaken, hij kwam bij
buurman Monsma op de Buitenhaven
konijnenvellen opkopen en raakte
met m'n vader aan de praat. Ik moest
voor 't eerst naar de lagere school, de
Rehobothschool en dat was een eind
weg vanaf ons huis aan de Buitenha
ven. Zodoende. Er is op dat ijzer
sterke fietsie heel wat afgekrost!
Maar, om Schellinger nog even te cite
ren: U kunt de krentenbroodgeschie
denis niet op waarheid toetsen, want
Emanuel is van zijn deportatie naar
Duitsland nooit teruggekeerd. Hij is
geen dertig jaar oud geworden. Ema-
nuel Beek, Manus, is omgebracht in
Auschwitz. Hij was zeker niet de eerste
jood die ik als Helders jongetje ont
moette. Dat was ongetwijfeld de oude
heer Leon Salomon Kannewasser
(1879-1943) van de manufacturenzaak
aan de Zuidstraat. Via hem was mijn
vader zijn eigen ventbedrij^e in manu
facturen in de polder begonnen. Zo nu
en dan mochten we mee als vader een
en ander ging inkopen - voor ons,
kleine jongens, was er altijd wel wat -
enig snoepgoed was al het minste. Ook
hij is omgebracht in Sobibor, tezamen
met zijn familieleden.
Aan de overkant van ons huis aan de
Buitenhaven woonde onze Joodse
slager Abraham van Gelder en zijn
vrouw Frederika van Esso. Nee, beste
klanten waren we niet, het was in de
vooroorlogse crisisjaren en er was bij
ons ook weinig geld. Maar ik herinner
me toch dat ik in de strenge winter
van 1939/40 over de dichtgevroren
Binnenhaven diverse keren naar die
in mijn ogen imposante, fraai bete
gelde slagerij geweest ben.
24