Karel en de Doormannen
Familie schrijft geschiedenis met een held en een zwart schaap
Bij het 100-jarig bestaan van de adelborstenopleiding in 1954 schonk de bevolking
van Den Helder dit borstbeeld van schout-bij-nacht Karel Doorman. 'Ik val aan,
volg mij', staat op de sokkel van het standbeeld.
Wout Smit
Wie de naam Doorman hoort,
denkt onmiddellijk aan Karel.
Hij was de held van de Slag in de
Javazee (1942), die onlangs werd
herdacht. Karel was niet alleen
thuis op zee, ook in de lucht. Hij
behoorde tot de pioniers van
de Marine Luchtvaartdienst en
werkte een aantal jaren op vlieg
kamp De Kooy. Hij overleefde tal
van noodlandingen.
Zijn broer Lou ontdekte in 1914 tij
dens een militaire expeditie een berg
top in voormalig Nieuw-Guinea, die
naar hem werd vernoemd. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog ontsnapte hij
uit het krijgsgevangenkamp Stanislau.
Hij bereikte na een vlucht van acht
maanden ongedeerd Engeland. Hij
was actief in de rooms-katholieke
kerkgemeenschap van Den Helder.
Een neef van Karel en Lou behoorde
tot de schermtop. Jetze Doorman won
verscheidene medailles bij de
Olympische Spelen en werd
wereldkampioen. Hij maakte deel uit
van de eerste vredesmissie in Albanië.
Tegen het einde van de Eerste
Wereldoorlog was hij gelegerd op fort
Erfprins.
Een achterneef van hen was het
zwarte schaap van de familie. Zijn
naam verscheen in 1925 veelvuldig in
de kranten. Jan Diederik Doorman
was theeplanter op Java. Hij werd uit
wraak vermoord, naar later bleek in
opdracht van zijn inlandse vrouw en
kinderen.
De bekendste Doorman in Den
Helder heette Willem Hendrik. Hij
was een neef van het zwarte schaap
Jan Diederik en een achterneef van
Karel, Lou en Jetze. De Tweede
Wereldoorlog maakte een einde aan
zijn carrière als commandant van fort
Erfprins. Hij bewoonde de villa
Woestduin, het hoogstgelegen huis in
Huisduinen.
De familie Doorman, oorspronkelijk
afcomstig uit Hannover, bestond uit
houwdegens. Zij bracht een opmerke
lijk aantal militairen voort, die vaak
in hoge posities belandden, voorna
melijk bij de artillerie. De vijf
genoemde Doormannen hadden
Johannes Dedericus (1770-1827),
generaal-majoor, als gemeenschappe
lijke overgrootvader. Hij trouwde
tweemaal: in 1795 in Den Helder met
Aagje Marees en in 1818 in Heusden
met Alida Jacoba Gerlach. Jan Diede-
rik en Willem Hendrik waren nazaten
uit het eerste huwelijk; Karel, Lou en
Jetze uit het tweede.
De vader van Karel en Lou was
kwartiermeester bij de militaire
administratie. Zijn werkzaamheden
noodzaakten dikwijls te verhuizen:
van Utrecht naar Gouderak, Delft,
Breda, Amsterdam en Harderwijk.
Karel Willem Frederik Marie (1889,
Utrecht) en zijn broer Ludovicus
Antonius Carel Marie (1891,
Gouderak) kozen voor de marine.
Daarmee sloegen ze een andere
richting in dan hun voorgangers. In
1906 kwamen ze samen naar Den
Helder voor de opleiding tot officier
aan het Koninklijk Instituut voor de
Marine. Jongens van 15 jaar zoals Lou
werden toen al toegelaten.
Karel begon zijn carrière op zee in
november 1910 als adelborst 1e klas
aan boord van het nieuwe
pantserschip Hr.Ms. Tromp. Dat werd
zijn eerste reis naar Nederlands-Indië.
Er zouden er nog meer volgen. Zijn
eerste verblijf duurde drie jaar. Met
het hydrografisch opnemingsvaartuig
Hr.Ms. Lombok nam hij deel aan
karteringswerkzaamheden langs de
kust van Nieuw-Guinea. Tot schrik
van de bemanning bracht hij een keer
zijn jachtbuit mee aan boord: een
krokodil, die bij nader inzien toch
niet dood bleek te zijn. Terwijl Karel
op zee actief was baande zijn broer
zich met een militaire expeditie een
weg door de rimboe van Nieuw Gui
nea.
Na zijn thuisreis in 1914 werd Karel
geplaatst op Hr.Ms. kruiser Noord-
23