Schoutenkaap, Kleijne kaap en kaap
Ruigebeen. De affiomst van de naam
kaap Ruigebeen is onbekend. Een
mogelijkheid is wellicht het gebruik
van walvisbeenderen (walviskaak) als
materiaal in de kaap. Want hout was
schaars en duur. Vanwege de naam
geving zouden de beenderen gele
verd kunnen zijn door de Helderse
commandeur te walvisvaart Jacob
Cornelisz Ruijg. Hij was zoon van een
loods en stond bekend om zijn goede
vangsten in de periode 1736 en 1761.
Het was in die tijd gebruikelijk om
walviskaken op de thuisreis mee te
nemen, het werd in de wei gezet als
schurkpalen voor het vee en ook als
versiering geplaatst bij de opgang van
een boerenerf.
Voorbeeld van een Jeruzalemkruis. Ernst
Brinck beschreef dat boven het scherm
van de hoogste Huisduinerkaap een
houten Jeruzalemkruis was bevestigd.
De kapen waren doorgaans van hout
en moesten na enkele decennia wor
den vervangen.
In het Nationaal Archief te Den Haag
bevinden zich gegevens over het ver
nieuwen van: "Zeekaap Ruigebeen
staande op de zeedijk bij het dorp
Huisduinen en het repareren van de
kaap op de duinen agter het dorp"
(Schoutenkaap). In het bestek staat
dat de aannemer de nieuwe kaap
moest bouwen op een plek die werd
bepaald door de overlieden van het
Loodsmangilde (de zeeloodsen). Zij
waren bekend met de vaargeulen en
ondiepten en wisten daarom exact
waar de kaap moest staan. Volgens
de overeenkomst moest de aanne
mer: "Alle materialen tot dit werk te
gebruiken, in hun soort van de beste
zijn, zonder enig schadelijk gebrek,
de genoemde materialen moeten
eer dezelve na de bestemde plaats
gevoerd worden, binnen de stad
Enkhuizen tot keuring aan de opzig-
ter worden aangeboden. De maat in
dit bestek genoemd, is de gewone
Amsterdamsche maat van 11 duimen
in een voet" (1 voet is 0,283 m). De
reparatie van de Schoutenkaap en het
bouwen van een nieuwe kaap Ruige-
been werd aangenomen voor 3600,
- gulden. Dat in Enkhuizen het mate
riaal moest worden gekeurd kwam
omdat deze stad het paalrecht had
van de zeegaten en verantwoordelijk
was voor het onderhoud aan ton
nen en kapen. De aannemer begon
de bouw met het plaatsen van de
koningsmast en acht schoormasten in
een evenwijdige verdeling rondom de
koningsmast. Het gebruikte materiaal
bestond uit eikenhout en grenenhout,
het werd vastgezet met vierduim spij
kers en achtduimspijkers en met tak
bouten (metalen vierkante pennen).
Op de kaap kwam een raamwerk van
24 voet buitenwerk, breed en hoog,
(6,70 x 6,70 meter). Na de bouw schil
derde de aannemer de kaap tweemaal
met teer.
De zorg voor bakens en betonning
in de zeegaten behoorde toe aan
Amsterdam en Enkhuizen. Volgens
het privilege was Amsterdam van
oudsher verplicht de Zuiderzee en de
zeegaten Marsdiep en het Vlie van
zeetonnen, zeebakens en vuurbakens
te voorzien. In het jaar 1572 verwierf
Enkhuizen de rechten. Niet veel later
vond in 1578 een verdeling plaats,
Amsterdam onderhield de vuur-
bakens. Enkhuizen zorgde voor de
tonnen, de kapen en de kleine kapen
die in zee op de hoeken van de zand
platen stonden. Beide steden hadden
financieel gewin uit het 'vuur of paal-
geld'. De langsvarende schepen moes
ten naar gelang hun scheepslasten een
bepaalde vergoeding betalen omdat
zij profiteerden van de vaaraanwijzin-
gen. Hiermee bekostigde Amsterdam
en Enkhuizen het onderhoud aan
kapen, betonning en bakens. Het was
een vorm van tolheffing dat paalgeld
werd genoemd, het geld werd gestort
in de zogenoemde 'paalkist', een geld
kist. In het Marsdiep voerden contro
leurs rond die de penningen van de
kapitein inden en als bewijs van beta
ling een loodje uitreikten. De steden
hanteerden een dusdanig tarief dat er
flink aan verdiend werd. Dit verklaart
ook de rivaliteit tussen de voornaam
ste zeesteden om het bezit van het
paalrecht. De ontvangers, meestal
de havenmeesters (bakenmeesters),
<l'JEl&t-cf-eiC
Het dorp (Den) d' Helder getekend door Gijsbert Boomcamp in 1740. De afgebeelde
kaap staat ongeveer ter hoogte van waar zich nu de P.W.A. Singel en het Gemini
ziekenhuiscomplex bevinden.
30