De opgravingen in 1965. Op de achtergrond de woningen aan de Walvisvaardersweg in aanbouw, links de flatwoningen aan de Schout en Schepenenstraat. (Foto Archeologiecentrum Noord-Holland) waren schaars in Den Helder door de snelgroeiende uitbreiding van de marine en de vraag van Defensie naar woningen. Met als gevolg dat in het voorjaar van 1964 er door de oostflank van de heuvel al een afwateringskanaal werd gegraven van 180 meter lang en 6 meter breed. Dat was voor het Instituut voor Prae- en Protohistorie (IPP) van de Universiteit van Amster dam een signaal om nu toch serieus in actie te komen. Ook omdat op 29 oktober 1964 ten noorden van de heu vel de eerste paal werd geslagen voor een complex woningen. En zo vond in oktober 1964 een kleine proefop- graving plaats die aantoonde dat de heuvel inderdaad een terp was, met als hoogste punt 2.60 m NAP. Helaas is door slecht weer en te weinig gravers van opgravingen niet veel terechtge komen. Toch werden er in een sleuf onder andere huiswanden van plaggen waargenomen. In maart 1965 nam de Rijksdienst voor Oudheikundig Bodemonderzoek (ROB) te Amers foort het onderzoek over waarna er met onderbrekingen werd gegraven tot april 1966. Onderzoeksleider was drs. H. Halbertsma, conservator bij het ROB met veel ervaring bij terpon- derzoeken. Tijdens deze opgravingen heeft de Helderse huisarts Bettink en lyceum leraar geschiedenis H. van Zon met zijn leerlingen zich verdienstelijk gemaakt. Maar nadat het veldonder zoek was beeindigd had men slechts 5% van de terp onderzocht. Want de omvang van de terp was opvallend groot en werd geschat op 375 x 250 meter, ongeveer 9 hectare. Wel werden er in de grond sporen van bewer king gevonden, zoals spit-sporen, en graafwerk van sloten en akkers. De akkerlaag bevatte onder andere aar- dewerkscherven uit de Merovingische periode, van de 5e tot in de 8e eeuw. In die tijd heersten de Merovingen, een dynastie van Frankische koningen die in delen van het huidige Neder land, België, Frankrijk en Duitsland regeerden. Wat verder opvalt is dat de vroegmiddeleeuwse bewoning van het uitgestrekte veengebied zich blijkbaar niet beperkte tot de omgeving van het Torp alleen, want ook op het Balgzand, verder naar het oosten, zijn sporen van redelijk uitgebreide bewoning uit de 9e eeuw gevonden. In zijn verslag over het Torp schrijft onderzoeksleider drs. H. Halbertsma onder meer dat: "Het duidelijkst waren de huissporen aan het zuidelijk uiteinde van de terp. In de zoeksleuf tekenen zich de plattegronden van tenminste drie noordwest - zuidoost gerichte woningen af. De huizen lig gen zeer dicht bij elkaar. De meest volledige woning had een lengte van circa 20 m en een binnenwerkse breedte van ca. 5.50 m. Het is nog te vroeg details betreffende het huistype mede te delen. Het is een variant van de drieschepige (driebeukige) boerderij met als meest in het oog springende kenmerken: wand gedeel telijk bestaande uit kwelderzoden aan de binnenkant begeleid door relatief zware palen; een staldeur aan een der korte einden met daarop aansluitend een middenpad van zoden en kelder- kuilen. De mogelijkheid schijnt ons niet uitgesloten dat bij de bouw van woningen van rondhout gebruik is gemaakt, a&omstig van scheepswrak- ken. De aanvang van de bewoning ter plaatse moet in de 11e - 12e eeuw worden gesteld op grond van het schervenmateriaal". Halbertsma was enthousiast over de opgravingen in de oude terp, en tijdens een interview vertelde hij aan een journalist: "Eigenlijk is het zonde dat het gebied voor woningbouw wordt gebruikt". De archeologische vondsten en de opgravingsgegevens uit 1965 liggen in het provinciaal archeologisch depot Huis van Hilde te Castricum. Er is nog geen goed eindverslag van het onderzoek uit de jaren zestig geschre ven. Daar is recent (2016) een begin mee gemaakt door de Universiteit van Amsterdam. Het Oude Kerkhof In de omgeving van de terp werd zowel akkerbouw als veeteelt bedre ven. De akkers en de woningen lagen op de hoogste gronden, de lagerge legen gronden werden gebruikt als weiden en hooiland. De begroeide kwelders konden met schapen wor den beweid en op de oostelijk gele gen wadgronden kon men in de geu len met netten en fuiken vissen. Het is bekend dat de woningen dienden als woongedeelte en als stallen, en er 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2016 | | pagina 5