De Joodse Begraafplaats in Huisduinen 'Moge hun zielen verbonden zijn in de bundel van het eeuwige leven' Ruud Claessen En daar stonden ineens bordjes in het Julianapark met opschrift Voor Joden Verboden, memo reerde Jan Bremer in een lezing voor de Helderse Historische Ver eniging, november vorig jaar. Bre- mer sprak over het Joodse leven in Den Helder. Als jonge jongen verbaasde hij zich over die bordjes, had het vage vermoe den dat er iets niet klopte. Wat was er toch met de Joden? Waarom was het park juist voor hen verboden? Waarom vertrokken zoveel Joodse medebur gers, waarheen en met welk doel? Om elders te wonen, te werken? Nu, bijna driekwart eeuw later, zijn we de vermoedens voorbij. De antwoorden schreeuwen ons toe. Dat de Joden in die inktzwarte oorlogsjaren werden uitgesloten, vernederd, bestolen, bij - eengedreven, gedeporteerd en massaal vermoord: 102.000 in getal. Dat is het afschrikwekkende decor waartegen het boek De Joodse Begraafplaats in Huisduinen gelezen moet worden. Auteur Jack Ambriola met zijn in november 2015 verschenen boek. Jack Ambriola bezorgde het als deel 27 van de Helderse Historische Reeks. Mevrouw Zetta van der Heiden-Cohen (84), een van de weinige nabestaanden van de Helderse Joodse gemeenschap, ontving het eerste exemplaar uit han den van de auteur op jaarvergadering in de Helderse Vredeskerk, waar ook Jan Bremer zijn lezing hield. Ambriola beschrijft niet specifiek het Joodse leven van destijds in het Hel derse. Daarin ging Joop D. Kila hem voor met De Kille aan het Marsdiep, dat in 1999 verscheen als deel 11 van de Helderse Historische Reeks. De pen nenvruchten van beide auteurs passen als het ware in een mand, vandaar op deze plaats ook aandacht voor Kila. In de Franse Tijd vestigden zich de eerste Joden aan het Marsdiep, toen nog als gedoogde vreemdelingen. Maar met de grondwetswijziging in 1816 werden zij erkend als Nederlands staatsburger. Al vanaf 1806 bezocht de nog prille Joodse gemeenschap een eigen syna goge en vanaf 1824 mochten ze hun doden begraven op een eigen begraaf plaats, grenzend aan die van Huisdui nen. In 1837 werd een nieuwe synagoge in gebruik genomen, die op haar beurt in 1928 vervangen werd door een derde die aan de Kanaalweg te vinden was. Met de opkomst van Nieuwediep als voorhaven van Amsterdam, na 1851, en de toenemende concentratie van marineactiviteiten, na 1880, groeide de - wat toen genoemd werd - Israëlitische gemeenschap uit tot een paar honderd mensen. Die integreerden soepel, aldus Kila. Want in Den Helder heersten wei nig anti-Joodse sentimenten, wat elders wel anders was, vooral in Oost-Europa. De auteur schrijft het tolerante klimaat toe aan het feit dat Den Helder met zijn haven en marine een stad van migran ten was, een oord van komen en gaan, wat een gunstige omstandigheid voor sociale integratie is. Interessant is vooral Kila's beschrijving van de levendige Joodse gemeenschap - de kille - van vlak voor de oorlog. Zo werd in 1928 de nieuwe synagoge aan de Kanaalweg ingewijd. "De Kille glori eerde. Wat was er veel veranderd sinds ruim 125 jaar tevoren de eerste joden naar Den Helder kwamen. Toen als een stelletje armoedzaaiers, nu een deel van de gezeten burgerij." Beklemmend zijn Kila's woorden over de Holocaust en de jaren direct na 1945. Nog geen generatie na de feestelijke en plechtige opening van de synagoge glo rieerde er niets meer. De sjoel als teken van kracht was afgebroken, zou ook niet herbouwd worden, want de Joodse gemeenschap was niet meer. "Slechts een minderheid van de Helderse Joden overleefde de oorlog. Maar enkele zaken werden na 1945 voortgezet." Kila noemt namen als die van Coltof, Van Praag, Steinberg, Elte, Kannewasser, Van Gelder en Manheim. "Maar ook dat is nu geheel over. De Kille aan het Marsdiep is nooit meer tot leven geko men. Het was voorgoed over en uit." Tot zover Kila. In zijn voetspoor zoomt 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2016 | | pagina 4