4*
Migrerende buurten
Niet alleen het dorpje Huisduinen
moest om de zoveel tijd worden
teruggetrokken. De Helderbuurt
overkwam omstreeks 1574, althans
voor een deel precies hetzelfde.
Het blijft opvallend dat in een rela
tief korte tijd het meest noordelijke
woongebied zijn bijzondere aantrek
kelijkheid weer grotendeels verloor en
veel bewoners terugvielen op iets wat
op de rand van een voormalig kwel
dergebiedje lag. Toch bleef dat noor
delijkste deel in trek, gezien de situ
atie een eeuw later. Er was weliswaar
in 1662 opnieuw een dijk opgericht
waarachter het grootste deel der goe
gemeente zich redelijk veilig kon voe
len, maar een kleiner deel van het nu
Helder genoemde dorp lag nog steeds
gevaarlijk boven dat nieuwe dijkje
rondom de eigen kerk. Ondanks
dat er kosten noch moeite gespaard
werden om de kustverdediging in
het noorden op peil te houden, was
er op de duur toch geen houden aan.
De kerk moest worden verplaatst en
vervolgens duurde het niet lang meer
of het noordelijk deel moest voorgoed
worden prijsgegeven.
Maar ideaal was het eigenlijk nergens.
Zowel buiten als binnen het oude eiland
was nattigheid schering en inslag, zoals
duidelijk blijkt uit diverse getekende
kaarten en kaartjes die in Husidina zijn
opgenomen. Er was niet voor niets een
torp, een woonterp opgeworpen ergens
middenin in het Koegras, die later nog
als begraafplaats mocht dienen. Ook
de doden hadden enig recht op een zo
droog mogelijke plaats.
Volgens voornoemd 'Etymolo
gisch woordenboek' komt het
woord kwelder alleen voor in het
Noord-Nederlands, het Fries en
het Nederduits en wordt gebruikt
aan de Waddenkust voor wat elders
gors heet. (Dit is niet helemaal
juist. Soms komen we wel degelijk
een gors aan de Waddenkust tegen.
Zelfs op het Huisduiner eiland en
grenzend aan de inmiddels zeer
bedreigde Helderbuurt)
Een verbastering van de term
'kwelders' bij Terschelling
Bij een aantal 'verbrokkelde' kwelders,
ten zuiden van Terschelling, leest men
de naam Kelders. Wellicht ontstaan
door een 'leesfout' in de oude schrijf
wijze quelders. Zie blz. 831 - 833 in 'de
Convexe Kustboog' nr. 4 van Henk
Schoorl. Maar het lijkt me eigenlijk wat
aannemelijker om dat verbrokkelde
te laten slaan op één oorspronkelijke
grote kwelder die door getijstromen
in stukken is geraakt. Heel misschien
heeft men daarom ook de term Kwel
ders maar wat verbrokkeld door de 'w'
maar eens weg te laten. Wie het weet
mag het zeggen. Maar de term Kel
ders lijkt me zeker een onmiskenbare
verbastering van Kwelders. Komen we
nu bij een veronderstelde maar veel
vreemdere verbastering: waarom zou
er eigenlijk bij de Oost-Friezen een
dringende behoefte hebben bestaan
om bij enkele kwelders ineens met die
vreemde term 'heller' aan te komen?
Naschrift
Misschien zou men kennis willen
nemen van de oorspronkelijkemaar
mijns inziens niet juiste visie van Henk
Schoorl op die Hellers. Welnu op blz.
98 van Water en Land geeft hij zijn
mening: Tussen de 'staart'-duintjes
langs het Marsdiep en de iets zuidelij
ker gelegen hogere gronden, die de drie
polders in het noorden beschermden,
lageenlaaggelegenkleipoldertje,restant
van een voormalig noordelijk wad van
Huisduinen. Zulk een wad of kwelder
heet in Oostfriese waddengebieden nog
hier en daar een 'heller'.
Bronnen
De belangrijkste bronnen zijn m.i.
ruim voldoende aangegeven binnen
de tekst.
Charta der Oberemsischen Teich-
linie von dem Oldensumer Syhl bis
an den Borsumer Hoed, mit allen
Holzungen, Hellern uncl Spittdob-
ben van J.H.Magott, 1750 (Aurich,
Staatsarchiv; gepubl. A.W. Lang
1962, mil Abb. 30 Aussch.