plemd met zakken zand, zeilen werden
neergelaten, en eindelijk, na reuzenar
beid, was het werk zoover gevorderd,
dat met eenige zekerheid verder kon
worden gearbeid. Schotten werden in
de spoorbrug neergelaten en onder
leiding van den heer Stuijvenberg,
opzichter van de H.S.M., werd dit werk
door spoorwegpersoneel verricht. Alle
handen waren in de weer om te keeren
wat nog te keeren was. Het waren daar
angstige oogenblikken"
Vermiste kinderen
"Vertelden we in ons vorige nummer,
dat twee kinderen vermist werden,
die men vreesde dat ze verdronken
waren. Zondagmorgen vroeg aan de
Van Ewijcksluis was het eerste, dat
men ons verheugd mededeelde, het
feit dat de twee vermiste kinderen
gevonden en gered waren. We hebben
de twee jongetjes dan ook in goeden
welstand aangetroffen ten huize van
den heer R. Dekker, waar ze op dat
oogenblik liefderijk waren opgeno
men en van den doorstanen angst
uitrustten".
"Uit hun eigen mond vernemen we
dat ze met hun tweeën, Ant. Bakker
(10) en J. Bakker (9), in den schrik-
kelijken nacht van Donderdag op
Vrijdag hun huisje aan den Achter
weg waren uitgevlucht, nog vóór hun
vader en moeder met 3 andere broer
tjes. In de verwarring, in den doods
angst, raakten ze van de anderen af
en zij zagen en hoorden er niets meer
van. Vader, Simon Bakker, was werk
man bij den heer Corn. Blaauboer,
en de twee knaapjes snelden naar de
boerderij en vluchtten in de graan
schuur. Ze klommen op een groote
schelf van ongedorschten tarwe en
hebben daar de verschikkingen van
het bruisende, kokende, alles vernie
lende, en maar steeds en steeds was
sende water doorleefd. Ze hoorden
geen menschelijk wezen meer, alles
was weg. Alléén waren ze, temidden
van de woedende elementen, slechts
in de nabijheid van het loeiende, brul
lende, met den dood worstelende vee".
"Maar...zij zaten hoog en droog en
veilig en, zooals kinderen zijn, ze
schikten zich in hun lot, stilden hun
honger met de tarwekorrels uit de
aren en sliepen op het warme stroo.
Zoo brachten ze door den onheils
nacht, den Vrijdag, den nacht daarop
en den Zaterdag en nog een nacht
en ieder dacht dat de ramp het gezin
Bakker twee kinderen had ontroofd.
Vader en moeder met de 3 overgeble
ven kinderen waren den langen weg
naar Wieringerwaard gevlucht, vóór
het komende water af, en men denke
zich in hun gemoedstoestand, die
onzekerheid omtrent het lot hunner
kinderen".
"Intusschen werden de verschillende
boerderijen door bootjes en schuiten
en vletten bezocht, om nog te redden
wat te redden viel. Zondagmorgen
voer zoo'n reddingsvlet, bemand
met soldaten, langs de boerderij van
Blaauboer. De jongetjes hoorden
menschelijke stemmen, die ze sinds
60 lange uren niet vernomen hadden.
En ze gingen roepen, schreeuwen om
hulp, hopende gehoord en verlost te
worden. En ze werden gehoord. Men
stelle zich de verrassing, de blijdschap
voor van de manschappen der vlet,
die wel op redding waren uitgegaan,
maar 't allerminst hadden gedacht een
paar kinderen te zullen redden".
"IJlings werden de jongetjes van de
strooschelf geholpen en naar de Van
Ewijcksluis vervoerd, waar ze de eerste
hulp ontvingen van den heer J. Keuris,
later van mevr. Dekker. Spoedig waren
de jongens weer vrij goed op dreef
en het duurde niet lang, of we zagen
ze spelen met prentenboeken enz.
Als kinderen, hadden ze hun ellende
al weer vergeten. De ouders werden
zoo spoedig mogelijk verwittigd van
het blijde nieuws..daar was vreugde.
En aan de Van Ewijcksluis was de
bedrukte stemming der menschen
ervan opgemonterd. Want wat ook
verwoest en vernield werd, menschen-
levens althans vielen er bij de ramp
niet te betreuren. Dat wist men nu!.."
We spraken ook eenige heeren
bestuursleden van de afdeeling Helder
der Holl. Maatschappij van Landbouw.
In overleg met Helders Burgemeester,
die daarbij zijn krachtige hulp had ver
leend, wordt een onderzoek ingesteld
hoeveel vee op de boerderijen van
Koegras kan worden gestald en met
hoeveel voer en hooi men kan helpen.
Mocht blijken, dat de aangeboden
ruimte voor vee niet voldoende was,
dan was op de Rijkswerf voor de rest
een uitstekende plaats".
Verdronken runderen
De Telegraaf, 18 januari: "Men schrijft
ons d.d. 16 Januari van Wieringen:
'Langs onze dijken drijft het vol wrak-
Koningin Wilhelmina wilde bij haar bezoek aan het getroffen gebied met eigen ogen
de doorbraak in de Amsteldijk zien. (Beeldbank Museum Anna Paulowna)
7