De oorlog in voormalig Nederlands Indië Jack Ambriola Jacob (Jaap) Ruiten (1928-2002), zoon van Teunis Ruiten (1900 1945) en Antje Bakker (1901 1985) vertrekt in 1936 met zijn ouders vanuit Den Helder naar Nederlands Indië. Vader is mari neman (sergeant vliegtuigmaker) en wordt voor een term van vier jaar naar de Oost gezonden. Het gezin komt zoals zoveel marinege zinnen te wonen in Soerabaja, de marinebasis. Als in 1942 Japanse strijdkrachten Java overmeesteren, wordt Jaap met zijn moeder aanvankelijk opgesloten in de 'Wijk' Darmo, een afgezonderd deel van Soerabaja. Vader is krijgsge vangene in Bandoeng. Al jong in uniform! Jaap Ruiten bij de welpen in Soerabaja. Na enige tijd moeten moeder en zoon de stadswijk verlaten en belanden in het eerste interneringskamp Moen- tilan in midden Java. Het kamp waar veel marinemoeders met kinderen worden ondergebracht. Ook daar blijven ze niet lang. Er vol gen nog meer kampen. Ambarawa, Banjoe Biroe en tenslotte via Sema- rang op weg naar Holland. Vanaf 1944 werden alle jongens vanaf 12 jaar ondergebracht in een mannen kamp. Dat gold ook voor Jaap. Na de oorlog schrijft hij een boek over zijn kampjaren. Uit dit boek is het verhaal over de kampjaren in Ambarawa gekozen voor dit nummer van Levend Verleden. Jaap te midden van klasgenootjes op de 'School met de Bijbel' in Soerabaja. Hij is de jongen in het matrozenpakje, twee plaatsen rechts van de juf. 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2015 | | pagina 7