i<
affirengen van de 'Renate' had afge
wacht. Het schip is dadelijk gezonken.
Vóórdat het zonk, ging het op een kant
liggen, zoodat de laatste opvarenden,
waaronder twee vrouwen, met veel
moeite werden gered. Een der vrou
wen, de kokkin Marie Grosstück, is bij
aankomst te Nieuwediep, vermoedelijk
tengevolge van den schrik overleden.
Zij werd bewusteloos uit het water
opgehaald. Bij de ontploffing werd
de stoker Aug. Unglaube gedood. De
Nederlandsche z.g. landverkenner,
Noordijk, die aan boord was, ont
wrichtte zijn arm en werd in het hospi
taal te Nieuwediep verbonden.
Gratis
Na de oorlog besloot de gemeen
teraad van Den Helder de graven
van de oorlogsslachtoffers gratis ter
beschikking te stellen en het onder
houd voor rekening van de gemeente
te nemen. De Belgische regering
vroeg daar als eerste om. 'De piëteit
voor de nagedachtenis der soldaten
die ver van hun vaderland zijn gestor
ven en begraven, brengt onzes inziens
Duizenden toeschouwers zagen hoe bij het luchtgevecht
boven Margate een Duitse Gotha brandend neerstortte.
mede, dat de gemeente Helder de
bedoelde drie graven gratis behoort
af te staan aan de Belgische Regeering
en nog gedurende dit jaar kosteloos
voor het onderhoud dezer graven
behoort te zorgen', zo schreven bur
gemeester en wethouders in 1921 aan
de gemeenteraad. In 1923 klaagden
de Duitsers over betalingsproblemen.
Toen werd de regeling ook voor de
andere oorlogsgraven van kracht.
In 1925 informeerde Adolf Wallach
uit Zandvoort-Bad schriftelijk bij de
gemeente naar de onderhoudstoe-
stand van het graf van Werner Josch-
kowitz. Hij deed dat omdat de moe
der van de overleden Duitse vlieger
enkele dagen later het graf van haar
zoon wenste te bezoeken. Zo nodig
mocht het graf op zijn kosten in orde
worden gemaakt. 'Het graf verkeert
in goede staat', kreeg hij als antwoord.
'Onlangs hebben nog eenige werk
zaamheden, zooals het bijverven der
letters en het afschuren van het hard-
steenen grafpaaltje, plaats gehad.'
In 1938 klaagde het Duitse consulaat
over het 'ziemlich trostlozen Anblick'
van de begraafplaats.
'Op deze grasvlakte zijn
de Duitse oorlogsgraven
slechts te herkennen door
houten kruizen en scheef
liggende gedenkstenen
met daarop de namen,
geboorte- en sterfdata
van de gevallenen en
het opschrift 'Er starb
für sein Vaterland'
Het nieuwe deel van de
begraafplaats, het Plant
soen, zag er veel aantrek
kelijker uit, zo werd in
de brief aan de gemeente
te verstaan gegeven. Van
verschillende kanten
- onder meer van opva
renden van de 'Georg
Fock', die kort daarvoor
Den Helder had aange
daan - had het consulaat
gehoord dat het onver
zorgde, afgelegen deel,
waar de oorlogsslachtoffers begraven
lagen, onwaardig was voor de geval
lenen van het vaderland. Het consulaat
stelde voor de Duitse oorlogsslachtof
fers naar een gemeenschappelijk graf
op het Plantsoen over te brengen en
van een gedenkteken te voorzien.
Foute naam
In dezelfde brief wees het consulaat
op de foutieve naamgeving aan een
onbekend lijk dat in juni 1917 uit de
Noordzee was opgevist en op voorstel
van de marineautoriteiten in Den
Helder 'ein feierliches Begrabnis' had
gekregen. In het overlijdensregister
had deze soldaat de naam 'Steinus-
Hosenknopf' meegekregen. Die naam
stond op de knoop van zijn broek.
Volgens het consulaat was 'Steinus-
Hosenknopf' een fabrieksmerk, geen
familienaam. Het stoffelijk overschot
van deze onbekende soldaat zou ook
moeten worden overgebracht naar
het gemeenschappelijke graf voor de
Duitse oorlogsslachtoffers.
De Heldersche Courant maakte op 17
juli 1917 melding van het aanbren
gen van het bewuste lijk door botter
'Held. 21'. Het zou, aldus de krant,
gaan om de Duitse korporaal-vlieger
Jonker Rapid Steinus Hosenknop.
Het slachtoffer werd inderdaad met
militaire eer begraven. Een vertegen
woordiger van het Kaiserlich General
Konsulat sprak aan de groeve zijn
dank uit namens de Duitse regering
voor de aan dat rijk bewezen dien
sten. 'Spreker noemde het een troost,
dat deze jonge man gesneuveld was
voor Keizer en Vaderland'.
De gemeente Den Helder was bereid
het verzoek van het Duitse consultaat
om de oorlogsslachtoffers te herbegra
ven op het Plantsoen, in te willigen.
'Het valt niet te ontkennen dat daar
mede een aanmerkelijke verbetering
ontstaat, omdat de rustplaatsen thans
zijn gelegen op het zoogenaamde
armengedeelte van het Kerkhof,
waarvan de graven (met uitzondering
van deze 6) om de 10 jaren worden
geruimd', zo schreef de gemeente.
16