over haar rol zwaar aan de tand is gevoeld tijdens de verhoren en dat is merkwaardig', stelt Harry van Loo onderkoeld vast. 'Ze is ook nooit gearresteerd geweest.' De hoofdinspecteur, zo verklaarde hij, was bang dat de buurvrouw de Duitsers al had ingelicht. Ze stond immers bekend om haar sympathie voor de NSB. Om de kinderen uit Duitse handen te houden had hij Feitsma gebeld met het verzoek de zaak door Nederlanders te laten amandelen. Uit angst gehandeld De enige verdachte die - in juni 1946 - na het POD-onderzoek voor het Bijzonder Gerechtshof moest verschijnen was de hoofdinspecteur. Hij kreeg er ongenadig van langs. De hoofdinspecteur was gewoon weg te bang geweest. En waarom had hij geen contact opgenomen met de goede waarnemend burge meester Wessel (tijdelijk in de plaats van de op 1 april 1943 door de SD gearresteerde burgemeester Govert Ritmeester). De hoofdinspecteur antwoordde dat hij toen niet op dat idee was gekomen. Uiteindelijk gaf de inspecteur toe dat hij uit angst had gehandeld, wat hij achteraf ten zeerste betreurde. Het Bijzonder Gerechtshof veroordeelde hem tot drie maanden voorwaardelijke ge vangenisstraf, wat tevens ontslag uit de politiedienst inhield. In zijn voordeel pleitte overigens dat hij als politie-inspecteur tijdens de bezet ting meermalen had gelekt over op handen zijnde Duitse razzia's. De Helderse pers berichtte uit voerig over het proces tegen de hoofdinspecteur. Uit een verslag in de Heldersche Courant van 3 juni 1946 stijgt duidelijk een gevoel van onbehagen op. Het publiek voelde aan dat het hier om verraad ging. Getuigen hadden immers onder ede verklaard dat de buurvrouw bij haar aangifte het woord Jood in de mond had genomen. Alleen de vrouw zelf bleef dit hardnekkig ontkennen; ze had alleen een geval van kinder mishandeling aangegeven. Kortom, ook de buurvrouw had als verdachte voor de rechter moeten staan en zeker niet als getuige. Van Loo verklaart het vrijuit gaan van de buurvrouw overigens uit de lawine aan aanklachten die de POD na de oorlog te verwerken kreeg. De interneringskampen zaten overvol en de zuivering was een probleem van enorme proporties. Onder zul ke omstandigheden is het denkbaar dat zaken blijven liggen, wat hier in het voordeel van de buurvrouw uitpakte. 'Het echtpaar Bos moet het er erg moeilijk mee hebben gehad', schrijft Van Loo. 'Ze waren hun pleegkinde ren kwijt en Rinus Bos had aan zijn gevangenschap in Vught blijvend letsel overgehouden. Ook hebben vrouw Jansje Elisabeth Kokernoot, aldaar d.d. 2 januari 1976 in de leef tijd van 69 jaar.' Dora en Fred overleven Hoe verging het Dora en Fredi? Ook dit zocht Harry van Loo uit. Nadat ze bij de crèche van de Hollandsche Schouwburg waren afgezet, werden ze daar enige tijd later ontvoerd door verzetsmensen en andermaal bij pleeggezinnen ondergebracht. Zo overleefden beide kinderen de oorlog. Harry van Loo had in mei 2000 in Amsterdam een ontmoeting met Dora en bij die gelegenheid vertelde ze over haar jeugdherinneringen. Begin 1943 werd ze met haar groot ouders opgepakt en overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg. Dora kwam in de crèche terecht waaruit ze door twee jonge vrouwen is weggehaald, hardlopend naast de ze na de oorlog waarschijnlijk op gespannen voet- met de door hen beschuldigde omwonenden in de zelfde buurt verder moeten leven. Later verdwijnt de een na de ander uit het beeld door verhuizing of door overlijden. Marinus Petrus Bos stierf, bijna 80 jaar oud, te Den Helder d.d. 12 oktober 1988 en zijn rijdende tram waardoor ze buiten het zicht bleven van Duitse schild wachten voor de schouwburg. Ze ervoer de vlucht als een spel. Dora werd in Amsterdam op voorlopige adressen verborgen, onder meer in een bejaardentehuis. Omstreeks Pasen 1943 kwam zij in Den Helder terecht bij het echtpaar Bos. Dora 49 Onderzoeker Harry van Loo (links) met Dora Zeehandelaar en Fred van Vliet tijdens hun ontmoeting in de Rozenstraat, Tuindorp.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2015 | | pagina 49