Bomschade in de Rozenstraat op nummer 17 van het bombardement op 4 juli 1940.
Op vrijdag 20 augustus werd Ma-
rinus Bos vastgezet in het huis van
bewaring aan de Amsterdamse We
teringschans. De kinderen werden
afgeleverd bij de crèche van de Hol-
landsche Schouwburg aan de Plan
tage Middenlaan. De schouwburg
was de verzamelplaats van waaruit
Joden naar Westerbork werden ge
deporteerd. De crèche lag tegenover
de schouwburg.
Na terugkomst in Den Helder
meldden de rechercheurs die Bos
en de kinderen naar Amsterdam
begeleidden, dat er zich 'geen bij
zonderheden hebben voorgedaan'!
Hier plaatst onderzoeker Van Loo
een terecht uitroepteken. Mensen
van vlees en bloed overleveren aan
een beruchte veiligheidsdienst en
dan met droge ogen beweren dat er
zich geen bijzonderheden hebben
voorgedaan.
Na een paar weken cel in Amster
dam werd Marinus Bos op 9 sep
tember 1943 overgebracht naar het
concentratiekamp in Vught. Eind
'43 keerde Bos terug in Den Helder
in afwachting van dwangarbeid in
Duitsland. Door toedoen van en
kele goedwillende functionarissen
is hiervan niets gekomen. Intussen
had Jansje Bos haar pleegkinderen
opgezocht in de crèche. Bij een
tweede bezoek, later dat jaar, waren
de kinderen verdwenen. Dora en
Fredi waren door verzetsmensen uit
de crèche gesmokkeld en in veilig
heid gebracht. Op verschillende
onderduikadressen overleefden ze
de oorlog.
Jodenkinderverraad
Rinus Bos liet het er na de bevrij
ding niet bij zitten en diende in
juni 1945 een aanklacht in bij de
Politieke Opsporingsdienst (POD).
De aangifte was gericht tegen de
buurvrouw die het gezin had aange
geven. Bos klaagde ook twee andere
buurtbewoners aan wegens 'Jo-
denkinderenverraad, Jodenhaat en
afgunst'. De POD nam de aangifte
serieus, maar richtte zijn recherche
werk vooral op de politiemensen die
betrokken waren geweest bij de uit
levering van de kinderen. Zij wer
den als verdachten verhoord, terwijl
de buurvrouw en andere omwonen
den als getuigen werden gehoord.
De afgelegde verklaringen spraken
elkaar zwaar tegen. De politiebe
ambten die de aangifte hadden op
genomen wisten zeker dat de aan-
geefster gesproken had van Joodse
kinderen die geslagen werden. 'Als
daar geen maatregelen tegen geno
men werden dan zou zij daar wel
voor zorgen', had de vrouw nog na
drukkelijk gezegd.
De buurvrouw zelf ontkende niet
dat ze naar de politie was gestapt,
maar sprak ten stelligste tegen dat
zij het woord Jood in de mond
genomen had. De POD nam ge
noegen met deze verklaring en liet
de aangeefster verder met rust. 'Uit
niets blijkt dat de bewuste vrouw
48