Anton (links) en zijn pleegouders voor de deur van hun woning aan de Middenstraat
in Oud Den Helder.
winkel. Op een avond kregen we
onverwacht visite. Een insluiper. We
werden wakker doordat hij aan de
tenen van een van ons zat te krab
belen. Wij gillen natuurlijk. Mijn
vader stoof direct naar boven in
zijn Jansen en Tilanus. De insluiper
bleek een marineman te zijn. Hij
was via de regenpijp naar boven
geklommen. Wilde zijn vriendin in
het huis naast ons bezoeken, maar
had zich vergist in het dakraampje.
'Mijn vader heeft hem na een stevig
gesprek laten gaan. De volgende
dag kreeg hij ook nog een douw
van zijn superieuren, omdat hij zijn
uniformpet niet droeg. Die had hij
op onze slaapkamer laten liggen.
Met het schaamrood op zijn kaken
kwam hij langs om zijn pet te halen.
'We kregen dikwijls onze buren op
bezoek, de pastoor en de kapelaans
van de Petrus en Pauluskerk. Die
kwamen meestal zo tegen het mid
daguur. Voor een sigaartje en een
borrel. Soms bleven ze zo lang han
gen, dat ik wel eens heb gevraagd:
'Mam, kunnen we nou niet eten?'
Ik moest immers weer op tijd op
school zijn.
'Ik at alles, behalve andijvie. 'Die
rotzooi lust ik niet', zei ik een keer.
Daarmee riep ik hel en verdoemenis
op me af. Zoiets mocht ik niet meer
zeggen.
'Omdat we buitenlanders waren
moesten we elk half jaar ons gezicht
laten zien bij de vreemdelingen
politie aan de Kerkgracht. Toen
ik in 1963 trouwde, kreeg ik de
Nederlandse nationaliteit en was
het niet meer nodig bij het politie
bureau langs te gaan. Mijn vader
is nooit Nederlander geworden.
Mijn moeder heeft na zijn dood de
Nederlandse nationaliteit weer aan
genomen. Mijn broers mochten tot
hun dertigste niet naar Oostenrijk,
omdat ze anders werden opgepakt
wegens het ontduiken van de mili
taire dienstplicht in dat land.
'Het kindertransport uit Oostenrijk
in 1920 heeft voor mijn vader goed
uitgepakt. Er zijn nadien vaker
acties geweest waarbij kinderen in
moeilijke situaties uit het buitenland
naar Nederland werden gebracht
om hier te worden opgevangen en
aan te sterken. Mijn vader vond dat
geen goeie oplossing. Hij zei altijd:
We moeten kinderen niet wegha
len uit hun land. Laten we ervoor
zorgen dat ze het in hun eigen land
goed hebben.
'Mijn vader is plotseling overleden,
op 8 oktober 1969. Hij was net 60
jaar. Mijn moeder heeft de zaak
toen opgedoekt. Zij heeft nog jaren
als leidster in de gezinsverzorging
gewerkt. Daardoor kwam ze bij veel
gezinnen thuis. Zij is op 11 augustus
1995 overleden. Beiden zijn begra
ven op het St. Jozef kerkhof.'
De kinderen van het echtpaar Rejhons, v.l.n.r. Jos, Hetty, Ruud, Tineke, Gemma en
Willem.
16