De meeuw in nazitijd
Jan T. Bremer
Alleen met mannen en met meeuwen
en met een deinend schip
en altijd dat land maar mijdend
die vervloekte blinde klip
Zo schreef de Helderse journalist
Anthony van Kampen zijn ellende
van zich af in het oorlogsjaar 1944.1
Meestal waren in gedichten
meeuwen aankondigers van lang
verwachte eilanden of kusten.
Schippers veerden op als er aan de
horizon stralend witte meeuwen
opdoemden. Eindelijk land in zicht.
Maar Anthony van Kampen, opge
sloten in de van zee afgesloten stelling
Den Helder, wilde juist de zee op.
Weg van het benauwende land. En
ook ik herinner me goed hoe we het
Marsdiep konden proeven en ruiken,
maar niet mochten zien. Sperrgebiet.
We waren jaloers op de meeuwen,
die vlogen waar ze wilden, boven
land en boven zee. Wij konden de
branding wél horen, niet zien.
En wat dan te denken van onder
staand gedicht 'De Witte Meeuw':
een meeuw zijn - en de ruimte toebehoren
een meeuw die het dof dreunen van de zee niet hoort
maar steiler klievend, stormen, zon en regen
gelijkelik, en hier, en onvervaard behoort
maar méér - o mateloos azuur - een meeuw die snel en wit
over de duinen schiet gelijk een vuren licht
in kalme kracht boven de branding zweeft
en zwenkend, steiler, rustelozer, kleiner,
naar de held're pracht der verten streeft
Meeuwen op de dijk aan het Marsdiep. (Foto L. Berg)
Een gedicht uit de jaren dertig
van Henri Bruning (1900-1983),
een vooroorlogse rechts-radicale
rooms-katholiek, die zich in oor
logstijd algauw een positie verwierf
binnen de cultuurwereld van de
nationaalsocialisten.2
Als je het gedicht nog eens leest, zat
't er bij Bruning toen al in. In het
jargon van de NSB was de
meeuw een geliefd woord. Het blad
van de jeugdstorm heette niet voor
niets 'De Stormmeeuw'. Blijkbaar
is de meeuw op z'n best tegen de
storm in. Onverzettelijk, ontembaar.
In de jeugdstorm werden de jongens
(tot 14 jaar) 'meeuwen' genoemd,
de meisjes 'meeuwkes'. In leeftijd
daarboven heetten ze 'stormers' en
'stormsters'.
Niet alleen het woord meeuw werd
een beladen woord, ook het woord
ruimte. Dat werd toch algauw le
vensruimte.
Lebensraum, een woord dat weer
doet denken aan het Oostfront:
'Een wolk van vogels raast naar het verschiet
Achter dien einder wenkt het nieuw gebied.'3
11