fut
De man van de bom op De Zeven Provinciën
A
'Ik heb haar geraakt!', riep hij overstuur en bijna huilend
Wout Smit
'Een zwarte dag', zo schrijft vloot-
aalmoezenier H.J.M.M. Alink op
vrijdag 10 februari 1933 in zijn
dagboek. 'Voor onze marine, ons
land, voor mezelf, en vooral voor
de familie der slachtoffers.' Met
geweld was er een einde gemaakt
aan de muiterij op Hr.Ms. "De
Zeven Provinciën" in Nederlands-
Indië.
Onder de 400 schepelingen
waren doden en gewonden
gevallen. Een van de slachtof
fers, tamboer Piet Bakker (18)
uit Den Helder, lid van de R.K.
Vereeniging van Marineperso
neel kwam uit Den Helder.
Al vroeg in de morgen had
viceadmiraal C.J.E. Brutel de la
Riviére de vlootaalmoezenier
op het Paleis ontboden. Of hij
de ouders op de hoogte wilde
brengen van de dood van hun
zoon. Alink: 'Vader en moeder
Bakker wonen in de Graven
straat te Den Helder. Ik heb
den moed niet om alleen te
gaan en vraag pastoor C. van
Veen om met me mee te gaan.
Zoo gebeurt. Moeder weet
het, zoodra ze ons ziet,..ze
heeft het er heel den ochtend
al over gehad. Vader snapt pas
na een heelen tijd, dat Piet echt
dood is. Een zeer tragische
ochtend. „Als hij maar niet tot
de muiters behoort", zeggen ze
meermalen in al hun droefheid.
Wanneer we heengaan, knielen
ze samen voor een stoel om
den rozenkans te bidden.'
Wie was de piloot die in 1933 met een
bom een einde maakte aan de mui
terij op "De Zeven Provinciën"? Een
bom die bedoeld was als een schot
voor de boeg, maar midden op het
schip terecht kwam en 23 opvarenden
van het leven beroofde. Was dat opzet
of toeval? En hoe is het de man van
de bom verder in zijn leven vergaan?
De verschijning van de biografie van
Willem van Prooijen (1898-1978)
maakt deze vragen weer actueel. Van
Prooijen was de chef van de man van
de bom en destijds vlieger/instructeur
R. I. P
Tamboer Piet Bakker (18) uit Den Helder werd
dodelijk getroffen door de bom. Hij werd begraven
op het eilandje Purmerend in de baai van Batavia.
(Archief Alink)
op het Marinevliegkamp Morokrem-
bangan bij Soerabaja. Beiden begon
nen hun carrière als marinevlieger
op het vliegkamp De Kooij en het
vliegkamp De Mok voordat ze naar
Nederlands-Indië werden gestuurd.
De man van de bom werd door rechts
geprezen en door links verguisd.
De marineautoriteiten hielden zijn
naam angstvallig geheim. 'Ik hoop dat
men dien naam nooit zal vermelden',
schreef het socialistische Kamerlid ir.
J.W. Albarda. 'Men moge dien man
alleen laten met zijn leed.' Ruim een
jaar later onthulde het Soeraba-
jasch Handelsblad zijn identiteit.
Het bleek te gaan om officiervlie
ger Th.H.J. Coppers (27).
Tot het eind van zijn leven heeft
zijn chef Van Prooijen zich nauw
betrokken gevoeld bij de bom op
De Zeven Provinciën. Hij was de
eerste die met Coppers sprak na
diens vlucht. Volgens zijn zeg
gen stapte Coppers overstuur uit
de kist en riep bijna huilend: 'Ik
heb 'r geraakt!'. Van Prooijen is
er altijd van overtuigd geweest
dat zijn collega niet de opzet had
het schip te treffen. Het was een
ongeluk en geen opzet.
Afgescheept
'Het heeft mijn vader bijzonder
gegriefd', zo schrijft Corrie Rein-
ders Folmer-van Prooijen in de
biografie, 'dat men zelfs niet naar
hem wilde luisteren. Hij was toch
de directe commandant van de
man en hij was in voorgaande
jaren zijn instructeur bommen -
werpen geweest. Toen de com
missie van onderzoek begonnen
was met verklaringen omtrent
het gebeurde te verzamelen
vroeg hij te mogen getuigen. Hij
werd afgescheept met het antwoord:
„Dat is niet nodig, wij weten wat er
gebeurd is."
'Na de oorlog kon hij zijn visie op het
gebeurde nog niet kwijt. In de jaren
20