•pPTCPW?
roQcn rru-p tvo Hn
no pnn 2/5*11 tvtTjajs
?T3 W3 trpSB T7?;7 9p5
CC99 ÉS J3ÊP 1*D3 7W
rasa Q tia a oca iapsi
"*i«- -
Besnijdenisinstrumenten op de grafzerk voor
Levie van Gelder.
Jji3^smwbj3a"n'3
xbjys i»H awi ?L f
'vniaeai ï>k aart
•vnraKa waa -iu>*
Vn7)iysV37313fflW*
ffww» Bptsj» i ioyft
.-nujn'T fr nvs -iaaa
j> nsnri j>'®v "larwn
Davidster op de grafzerk voor Heijman
Levie Elte.
een nageslacht zou krijgen dat het
door God uitverkoren volk zou zijn.
Van al de geboden in het Jodendom
wordt de Briet Mila (letterlijk: Ver
bond van Besnijdenis) waarschijn
lijk het meest algemeen nageleefd.
Het is het eerste gebod, specifiek
voor Joden.
Volgens de Joodse wet worden on
besneden mannen gedeeltelijk bui
ten het Jodendom gesloten. Genesis
17:14: "En als een jongsken niet be
sneden wordt aan de voorhuid, zal
zijn ziel uitgeroeid worden uit zijn
volk, omdat hij mijn verbond heeft
nagelaten". Deze spirituele uitroeiing
wordt "kareet" genoemd.
De Brit Mila (besnijdenis) werd
verricht door een deskundige, de
"moheel". Voor zover mij bekend,
waren Van Gelder, Prins en Coltof
en van Tijn geen medici. Dat was
destijds ook geen vereiste. Ze moe
ten wel bevoegd geweest zijn op
grond van theoretische bekwaamhe
den en praktische ervaring. In een
moheelboekje hielden de besnijders
de besnijdenissen bij en in het mo-
heelkistje werden de besnijdenisin
strumenten bewaard.
De plechtigheid werd besloten met
een lofzang over de met wijn ge
vulde besnijdenisbeker, waarbij de
hoop werd uitgesproken dat de jon
gen voorspoedig zou opgroeien.
Op de steen van Levi van Gelder
(Muiden 1795, zoon van Mozes
Abraham van Gelder en Engeltje
Franken en echtgenoot van 1 Matje
Salomon Abrahamson en 2 Sophia
Aron Salomons) zijn o.a. te onder
scheiden: een flesje wijn, een mesje,
een klem en een pipet.
De vertaling van de Hebreeuwse
tekst op de steen van Van Gelder
luidt:
"Een Godvrezend mens, bescheiden
in de omgang
Vol van barmhartigheid, de behoef-
tigen ondersteunend,
Zo is hij die hier voor u ligt als de
wijze Jehoeda. De wijze Jood, Lev,
zoon van de geëerde Moshe Abra
ham van Gelder. Zijn moeders
naam was Feigele (Engeltje Fran
ken). Hij was voorzitter, officieel
besnijder (mohel), alsmede hoofd
van de heilige Chewra Talmoed
Tora (Joodse studie en school) in de
heilige gemeente Den Helder.
God riep hem tot zich op Sabbath-
avond 26 Teweth (24 januari).
Hij werd begraven op maandag 28
Teweth 5633 (1873).
Moge zijn ziel gebundeld worden in
de bundel van het eeuwige leven."
Van Jacob Prins (Den Helder 14-01-
1845, zoon van Nathan Joseph Prins
en Vrouwtje van der Ster en echtge
noot van Sophia Speijer) wordt vol
gens de Hebreeuwse tekst verteld
dat hij een "voornaam" man was.
Een wezenlijk besnijder, zoon van
de geëerde Natan Prins. Zijn moe
ders naam was Fradche (ook als
Fradke voorkomend). Hij vertrok
naar de eeuwigheid op de heilige
sabbath 6 Kislew 5673 (16 novem
ber 1912).
Jacob Joseph Coltof (Hoogezand
24-01-1855, zoon van Salomon Col
tof en Leentje Simons en echtgenoot
van Meta Sekkel, waarmee hij op 8
mei 1878 in Hoogezand trouwde)
was niet alleen besnijder, maar ook
voorzitter van de Israëlitische Ge
meente en voorzitter van de begra
fenisvereniging Gemiloeth Chaso-
diem. Een geëerd en gezien man in
de ogen van al zijn medemensen,
rechtvaardig en geschapen in zijn
daden. Hij vestigde zich omstreeks
1879 in Den Helder en diende de
Joodse gemeente niet alleen als mo
heel, maar was ook koster en ritueel
slachter. Hij overleed op 20 decem
ber 1926.
De Heldersche Courant van 21 de
cember 1926 meldt hierover onder
andere het volgende: "Van de zijde
der Joodse gemeenschap was de
belangstelling vanzelfsprekend
groot, daar de Joodse ritus mee
brengt dat ieder lid der gemeente
zoveel mogelijk mede de laatste eer
N^PBtSNOTI
>-in M iammm u«l.«mi LaMkia HMM
A'
p07 3711
K -V
uu:u iu w
lcvic pnzcs' van r.cuncu
33