Haringtrekkers in broeklaarzen vissend aan het strand. want - Neeltje - ook niet van giste ren had Jantje de grootste emaille emmer meegegeven en dat jong met zijn armeluisgezichie, grauw wegge trokken van de honger, kreeg van de marinekok de emmer tot het randje toe volgestopt. "die snerthollen houwe ons toch maar vretende."23 De nood onder haringtrekkers stijgt steeds hoger en hoger. De kachel is uit en iedereen heeft honger. Het einde van de haringtrekkerij is definitief in zicht. De suikerpot is allang leeg en de voorover hangende olielamp is uit. De petroleum is op. trek is hoogstens twintigtal (twintig manden met tweehonderd harin gen). Nee buurvrouw, trekje buik riem nog maar strakker an, haring is er zowat niet te zien, laat staan de centen. Het wordt weer veertien dagen lang een kommetje paardevet bij de piepers."16 Op zee en op de hoek van de Ver lengde Brugstraat en de Binnenha ven bij Van Kalsbeek speelde pruim tabak een belangrijke rol in het leven van de vissers. Aan boord was het roken van een sigaret bijna on mogelijk door het overkomende water. Ze konden feilloos hun ta- baksstralen richten, maar soms was ook voor pruimtabak geen geld. "Of tie geen geld meer van Geertje kon losbeuken om een keessie17?" Een stukje kurk om op de kauwen bracht dan 'uitkomst'. "Nou zit hij hier, half geradbraakt. Geertje heeft haar portemonnee omgekeerd, het laatste geld, acht dubbeltjes en drie centen." "Das drieëntachtig centen," had ze gezegd, "das vijftig centen aflos sing voor Van Praag voor die baaien hemden, dan hou ik drieëndertig centen over." "Wil je bij Kalis een zak bonken18 voor me halen"19 De kastelein leverde drank op de pof, al werd de lat soms wel heel lang. Menig kruidenier zette in zijn etalage het kaartje: "Wie wil borgen kome morgen."20 "Het mooi is van het vissen af." Bromt Kreel en spuwt een welge mikte straat tabakssap in de goot langs het trottoir. "Al zes weken dat ik naar de Soosjale Zorg sjouw om die paar dooie rotcenten."21 Sommigen rookten zelfs uit pure armoe gedroogd zeewier en er moest toch ook gegeten worden. oud roggebrood van bakker Rij kers die het voor een appel en een ei sleet aan zijn oude klantjes als de zwarte armoed weer eens hoogtij vierde in de kleine vissershuisjes."22 "Wees blij dat ze der benne," zucht Appie en hij denkt aan zijn vrouw, die zo nodig een nieuwe winterjas moet hebben en aan Grietje, de jongste van de drie die zo slecht eet en spuugt van de paardereuzel en onder het eczeem zit. Het was van de week weer stampot van ge stoofde uien geweest. Jantje haalde vrijdags bij het wachtschip 'n em mertje overgebleven snert, waar ze ook zaterdags nog een bordje kon den eten met een hap droge rijst, De haringtrekkers kregen op grond van de Zuiderzeewet geen uitkering om hun verlies aan vangst en werk te compenseren, omdat de politici de oorspronkelijk veel grotere Zui derzee hadden gereduceerd tot het gebied ten zuiden van de Afsluit dijk. Ten noorden van deze dijk werd er aan de vissers niets uitge keerd en waren zij aangewezen op een uiterst karige uitkering bij ex treme armoede. "Me tenen zoenen de grond waarop ik loop." Moppert Kreel, "mijn schoenzolen benne door en in mijn enige paar klompen zit een gat. Ik zal maar een bonnetje vragen voor een paar nieuwe schoenen." "Het ziet blauw van de rook in de kleine wachtkamer als de twee mannen bin nenstappen. Menig steuntrekker zit op de smalle houten bank langs de muur te wachten tot het enige kleine loket opengaat, niet eerder dan elf uur, geen minuut vroeger, geen se conde later. Weken lopen ze al aan de kant, doelloos en uitzichtloos. In geen jaren is de haringtrekkerij zo slecht geweest als nu." Sommigen vissers scholen zich om of doen links en rechts klusjes. De vader van Catalijn Claes gaat bij de 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2014 | | pagina 28