II
laat ons even in de steek. Ik denk
aan de grote massa blik dat op hete
dagen stond te glinsteren onder de
zon. Het was leuk om vlak aan zee
te wonen. Je fietste al die overver
hitte automobilisten die in de file
stonden te wachten gewoon voorbij.
Gooide je fiets tegen het prikkel
draad, haalde je handdoek onder de
snelbinders vandaan en zocht een
plekje om in de zon neer te strijken.
Ergerde je aan de vele kuilen, gevuld
met Duitse bierblikjes. Maar het
hoorde erbij. In Zandvoort vind je
tegenwoordig niet eens meer een
plekje als je niet om een uur of ne
gen de strandopgang oprent.
Ik open het portier van mijn au
tootje en duik dankbaar naar bin
nen. Verwarming aan, radio op een
vrolijke zender, zak drop op de stoel
naast me, starten en wegwezen. Ik
rij de bijna verlaten parkeerplaats af,
langs het bos de Donkere Duinen
richting het centrum.
Den Helder biedt bij regen een
troosteloze aanblik. Amsterdam
ook, maar Amsterdam blijft leven.
Den Helder lijkt nog het meest op
een stad waar het luchtalarm net is
afgegaan.
Ik hou van steden met een ziel,
met een historische kern. Het enige
dat oud is in Den Helder zijn de
inwoners. Jonge mensen trekken
na hun eindexamen naar Alkmaar
en Amsterdam. Wat overblijft zijn
mariniers en toeristen voor de boot
naar Texel. Daar was ik vanochtend
nog bijna beland.
Sinds mijn ouders vijf jaar geleden
verhuisden, ben ik niet meer terug
geweest in Den Helder en ik ken de
stad als fietser, niet als automobilist.
Ik miste één afslag, reed tegen de
dijk aan, kon niet anders dan rechts
af slaan en sloot aan bij een lange rij
wachtende auto's voor de boot naar
Texel. Ik gooide de versnelling in z'n
achteruit, maar achter me versperde
de wagen van een gezin met zomer
vakantie me de weg. Pas toen ik he
lemaal vooraan stond kon ik keren
en ontsnappen aan een ongeplande
vakantie tussen de schapen.
Over de Middenweg rij ik in de
richting van mijn vroegere middel
bare school. Als ik langs de school
rij is het schoolplein bijna verlaten.
Een groepje leerlingen trotseert de
motregen en inhaleert gretig de
nicotine die hen de dag door moet
helpen.
Ik rij door. Een rondje om de school
en dan dezelfde weg als ik vroeger
naar huis fietste. Langs het militaire
Deibelkamp naar de Lange Vliet. De
tegenwind kan me nu niets maken;
Simone van der Vlugt deed als kind al
niets liever dan schrijven. (Foto Wim
van der Vlugt)
ik tuf rustig voort en kijk naar het
fietspad waar ik zoveel jaren gefietst
heb. Isabel woonde in hetzelfde
dorp als ik. We fietsten die dag niet
samen naar huis, maar ze moet over
de Lange Vliet gereden hebben.
Ik herinner me dat ik haar het
schoolplein af zag fietsen. Zelf bleef
ik expres nog even talmen voor ik
vertrok. Als ik achter haar aan was
gefietst, was er misschien niets ge
beurd, de dag dat ze verdween.'
Wachten op de boot
naar Texel.
(Foto L. Berg)
83