Hij klakte vrolijk met zijn tong. 'Hop, paardje, hop,' zei hij. 'Het is een mooi verhaal,' zei ik. 'Nee,' zei hij, 'het is waar gebeurd, dus ongeloofwaardig. Maar het grappigste was nog, dat je met één paard gemakkelijk een onderzee bootjager kan bezetten. Niemand rekent er namelijk op dat je met een paard een schip te lijf zult gaan.' 'Hoe liep het af?' vroeg ik. 'Ik kreeg vier weken zwaar,' zei hij, 'en ik werd gedegradeerd. In die vier weken zat ik aan wal in een akelig smalle cel, een pijpenla waar amper een bed in kon staan. Je moest via het voeteneind je nest in. En daar voor stond de plee zodat je over een wc-bril moest klauteren om bij je dekens te komen. Maar 't mooiste was nog dat die cel zo'n vier meter hoog was. Ik verveelde me te pletter. Na een dag of wat probeerde ik of je misschien in die cel omhoog kon klimmen. Je ene voet tegen de ene muur en je andere voet tegen de an dere muur, en je handen ook en dan maar, wikkel, wakkei, omhoog.' Midden op straat in Willemstad deed hij het voor. Hij wiekte afwis selend met zijn benen en armen. Toch zag ik nog niet goed voor me hoe hij zo kon klimmen. 'Op den duur,' zei hij, 'werd ik er heel goed in. Ik kon in een mum van tijd, wikkel, wakkei, omhoog klimmen. En dan hing ik helemaal bovenin, vlak onder het plafond, en was na m'n hemelvaart als God in Frankrijk. Dan kreeg ik daar altijd zin om een gedicht te maken, maar ik kwam nooit verder dan de eerste regels, bijvoorbeeld: 'De mens die in de goot verrot, ziet U het allerhoogst, o, God!' Hij klakte weer met zijn tong, hij zei: 'Op een keer hing ik weer vlak onder het plafond. De celdeur ging open en de sergeant van de wacht schreeuwde: "Migrodde, geestelijk verzorging." Toen pas zag hij dat hij me niet zag en hij riep:"Verrek, waar is die Migrodde?" De Vlootaalmoezenier kwam, ik noem hem altijd VLOM, en de vlootpredikant altijd VLOP, dus die VLOM stond ook met open mond in mijn pijpenla te kijken. Ze kwamen naar binnen en keken ach ter de toiletpot en onder m'n bed en onder m'n dekens. Al die tijd hing ik muisstil boven hun hoofd en ze keken niet één keer omhoog en ik bad: "Laat me niet omlaag donderen, want anders vallen er doden." Nou, ze gaan allebei m'n cel weer uit en de sergeant van de wacht doet hem netjes op slot en ik ga wikkel, wakkei, vliegensvlug naar beneden en even later gaat de cel weer open en staat het hele piket naar me te loeren. "Hij was echt weg," zei de sergeant van de wacht. "Ja," zei de VLOM, "ik heb het zelf gezien." "Rare zaak," zei de luitenant, "maar je ziet, hij is terecht," en hij tikt ter wijl die twee anderen het niet zien omdat ze nog steeds naar mij staan te staren alsof ik een vlag ben die tegen de wind in waait, op z'n voor hoofd. Ze gingen weg, behalve die VLOM die een beetje beverig gees telijke verzorging geeft. De volgende dag hing ik weer bo venin toen die deur openging. Weer diezelfde sergeant van de wacht. Hij trok lijkwit weg. Hij liet mijn celdeur openstaan, rende meteen naar de luitenant. Ik razendsnel, wikkel, wakkei, omlaag. Nou, om een lang verhaal leuk te houden, ik heb ze twee weken lang kunnen fop pen. Pas na een dag of veertien - ze hadden toen zowat heel Erfprins al gealarmeerd - kwam er een majoor die slim genoeg was om eens naar boven te kijken. Ik moet er wel bij zeggen dat het bovenin stikdonker was, want het enige raampje zat net boven m'n bed in de muur. Maar toch: wat een triomf om zo'n ser geant en zo'n VLOM twee weken lang elke dag te laten doodschrik ken. Vooral die VLOM, die hebben ze zowat moeten afvoeren naar Maarten 't Hart: Mijn vader dacht dat ik verongelukt was.' (Foto Tessa Posthuma de Boer) een inrichting, terwijl hij toch be roepshalve gewend is aan drijvende bijlen, sprekende ezels, wonder bare spijzigingen, en weduwen met kruikjes die maar niet leegraken. Toen hij mij die eerste keer na m'n hemelvaart geestelijke verzorging gaf, ging 't geloof ik over Jona. Nou, is er onwaarschijnlijker verhaal denkbaar dan dat van Jona? Eerst al die vis. Zo'n soort vis bestaat niet en heeft nooit bestaan. Dan 't verhaal dat Jona drie dagen in de buik van die vis logeert. Kom nou! Als zo'n vis je al levend zou kunnen inslikken, word je toch dade lijk door brandend maagzuur opge lost. Flauwe kul allemaal; 't was toch reuze verhelderend om te zien hoe zo'n VLOM reageert als hij in werke lijkheid meemaakt wat hij dagelijks voor zoete koek slikt uit de bijbel. Kun je zien hoeveel zo'n geloof waard is.' 'Wat gebeurde er toen ze je bovenin ontdekten?' vroeg ik. 'De majoor schoot in de lach. Daar mee was het afgedaan.' OMO-ogen Bij de terugkeer van Hr.Ms. Overijs sel in Den Helder: 'We voeren langs de kust. We zagen de radartorens van Fort Erfprins achter de Lange Jaap. In het Marsdiep gierde de 73 i

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2013 | | pagina 73