Hoor ik in Den Helder...
Hoor ik in Den Helder een misthoorn,
Dan hoor ik een Helders geluid;
Dan moet ik zo bitter wenen
Om alles wat het beduidt.
In dat regelmatig klagen
Klinkt zoveel eenzaamheid door:
Alsof wij alleen zijn op de wereld,
Alsof hier alle leven bevroor.
Hoe verleidelijk om die lokroep te volgen,
Wat geeft gejammer een zalig gevoel.
Maar als zo het zicht wordt beperkt,
Is er nauwelijks zicht op een doel.
Zélf zijn wij onze bestemming,
eindstation, nooit gepasseerd.
Open voor het goede van buiten,
Eenzelvigheid is altijd verkeerd.
Zie wel de gevaren van grootbouw,
Geen luchtkasteel of het stort ineen.
Ook krimpen is groeien, in ruimte-
En die bloeit heel wat rijker dan steen.
Heb niet de wijsheid in pacht,
Maar doe wel wat je kunt;
Dus de hand aan de ploeg
Is wat je deze stad gunt.
Hoor ik in Den Helder een brulboei,
Dan hoor ik een Helders geluid;
Dan wordt het mij zo blij te moede,
Dan voel ik mij Jutter, voluit.
....Hoor ik in Den Helder een brulboei...
....Hoor ik in Den Helder een misthoorn...
In dit gedicht klinkt een verre echo door van Piet Paaltjens, het alter
ego van Frangois Haverschmidt (1835 - 1894) en wel uit een van zijn
Immortellen 1850-1852, te vinden in Snikken en Grimlachjes (1867).
69