kleurde de opkolkende rook. Langs
de Singel bewoog zich een optocht,
een karavaan van fietsers, mensen
met handkarren, met kinderwagens,
met kussenslopen vol huisraad en
levensmiddelen.
„Het is voorbij," zei Ben.
„Gelukkig. We moeten naar mijn
moeder toe, Ben. Wie weet wat daar
gebeurd is."
„Ze had bij ons moeten blijven.
Kom dan. Als er daar niks loos is,
blijven we vannacht maar bij haar."
Vanaf de Kanaalweg konden ze eerst
goed zien hoe Den Helder brandde.
Kolommen rook verdonkerden de
maan en de sterren van de warme
juninacht. Vuur lekte hoog op tegen
de hemel. Brandspuiten gierden
gillend voorbij, gevolgd door am
bulances. Mensen dromden over
de Postbrug, sommigen huilend,
en renden in alle richtingen. De
straten waren bezaaid met gebroken
glas, kluiten aarde, zwart water en
versplinterd hout. Vlammen lekten
hoog op in de Prins Hendriklaan,
bomen waren dwars over de weg
gevallen en sommige van die bo
men stonden ook in brand. Bij het
schijnsel van de branden konden
ze mannen van een brandweerauto
zien springen en met spuiten te
werk gaan. Mensen stonden met
verwezen gezichten in hun nacht
goed aan de deur. Door de gebroken
ruiten van de Bank van Lening
kropen mensen naar buiten, bijge
staan door een politieagent. Het was
voorbij, nu konden ze de schade
gaan opnemen.
De Kolensteeg lang donker en ver
laten onder de berookte lucht. Nu
en dan waren de sterren zichtbaar,
gleed de maan voor een seconde
tussen de rookwolken vandaan. Een
sterke brandlucht hing over de stad.
„Misschien is ze niet eens thuis," zei
Ben.
Antje was thuis. Ze deed op hun
kloppen open, wit en beverig, met
het olielampje in haar hand. „Ik wist
niet wat te doen. De buurvrouw is
Een gezinsfoto van de familie Buitelaar. (Foto Jay Ellis Ransom)
net bij me geweest, en ze zei dat het
veel te gevaarlijk was om over straat
te gaan. Ik ben blij dat Daan dit niet
hoefde te beleven. Ga zitten, dan zet
ik even koffie. Is er bij jullie in de
buurt nog wat gebeurd?"
„Ze hebben onze straat een lelijke
knauw gegeven," zei Ben. „En wie
weet wanneer ze terugkomen. Mor
gen pakken we wat kleren en dan
gaan we er vandoor."
„Waar wil je dan heen?"
„Dat kan niet schelen. De stad uit.
Naar het land."
In Amerika liet Willy zich
Wilma noemen.
(Foto Jay Ellis Ransom, 1955)
67