!y
L'
t
i
4
gevaarlijk bij hun pogingen er in te
komen en de een na de ander rolt er
uit vóór hij goed ligt. En dan maken
de aro's er een spelletje van. Als er
één haast over het randje is, maken
anderen zijn kooi aan het schom
melen, zodat hij valt. Wanneer er
één eindelijk ligt, zetten drie hun
schouders onder de hangmat en
wippen hun makker er uit. De adel
borsten, aangestoken door de vro
lijkheid, doen aan de grappen mee.
Zij hebben één kooi zo opgehangen,
dat een enkel rukje aan de knoop
het touw van het voeteneind doet
losschieten, zodat de man erin om
laag glijdt en plotseling op z'n benen
staat, maar dan meteen door de
knieën gaat. Eén gooit een makker
een kussen naar het hoofd en plot
seling vliegen er wel twintig kussens
door de zaal. Leen vergaat z'n korze
lige stemming en doet dapper mee.
Het wordt een gevecht met kussens
als kogels en kooien als schilden.
Van een wastafel maakt Wim een
fontein door met de duim op de
kraan de waterstraal naar alle kan
ten heen te laten sproeien. Anderen
doen hem na. Er spuiten twaalf fon
teinen door de zaal. Het wordt een
waterballet met hels spektakel.
Opeens staat, groot en streng, de
officier van de wacht tussen de
vechters.
Bij toverslag is het stil. De adelbor
sten staan in pyjama in de houding.
„Zijn jullie geen officieren van de
koopvaardij?" vraagt de marine-of
ficier met iets smalends in zijn toon
aan de aro's.
Die kijken schuldbewust. Ook Leen
schaamt zich, begrijpend dat zij het
verkorven hebben.
„Over twintig minuten kom ik
weer," zegt de officier streng. Dan
zorgen jullie dat de boel hier onbe
rispelijk is en ieder in zijn kooi ligt."
Zodra hij weg is reppen de jongens
zich met stoffers en dweilen.
Bij de terugkomst van de officier lig
gen de aro's zowel als de adelborsten
als muisjes in hun kooien en is de
vloer geveegd. Grote vochtplekken
in het hout zijn het laatste spoor van
het gevecht.
„Piep ze," zegt de officier en gaat
dan heen.
„Komen we d'r hiermee af?" vraagt
Leen, verbluft over deze afloop, van
onder de dekens aan Gerard, wiens
kooi naast de zijne hangt.
„Morgen allemaal op parade. Dan
krijgen we de drukker," voorspeelt
die.
Doch de volgende morgen gebeurt
er niets. De officier heeft geen rap
port gemaakt. Nu valt het gesticht
Leen toch weer stukken mee.
--
De adelborsten sliepen tot 1958 in hangmatten in een grote slaapzaal.
54