Klaas Norel putte de inspiratie voor zijn boeken uit de zee, de Tweede Wereldoorlog
en zijn geloof.
antirevolutionaire 'Vrije Westfries'.
De journalistiek beviel hem zo
goed, dat hij in 1920 in vaste dienst
trad van de krant.
Hij trouwde op 8 januari 1925 met
Jantje de Vries. Zij kregen vier kin
deren. De afsluiting van de Zuider
zee en de aanleg van de Wieringen-
meer inspireerden hem in de jaren
30 tot het schrijven van jeugdboe
ken 'Land in Zicht' en 'Hobbema-
state'. Dezelfde thema's gebruikte hij
vervolgens voor twee romans voor
volwassenen.
Gearresteerd
Tijdens de oorlog kreeg Norel,
inmiddels hoofdredacteur van de
'Vrije Westfries', het aan de stok met
de Duitsers. Hij volgde de oorlogs
gebeurtenissen zo kritisch, dat ze
zijn krant een verschijningsverbod
oplegden. Norel was de eerste jour
nalist die werd gearresteerd. Hij
werd drie weken vastgehouden in
Amsterdam. Omdat hij zich niet bij
de Kultuurkamer wilde aansluiten,
kreeg hij in 1942 een publicatiever
bod opgelegd.
Hij raakte betrokken bij de Lan
delijke organisatie voor Hulp aan
Onderduikers, maar moest al gauw
zelf onderduiken. Hij gebruikte zijn
gedwongen opsluiting om boeken te
schrijven. Bij bakker Ruiten aan de
Stationsweg in Heerhugowaard, op
zolder, tussen de meelzakken, vol
tooide hij 'Engelandvaarders'.
Na de oorlog werd hij chef bin
nenland op de redactie van het dag
blad Trouw. Zo'n veeleisende baan
combineren met het schrijverschap
leidde tot gezondheidsklachten in
de vorm van een maagzweer. Bo
vendien kon Norel niet overweg
met hoofdredacteur Bruins Slot.
Daarom besloot hij zelfstandig als
schrijver verder te gaan.
Hij legde een ijzeren discipline aan
de dag. Na het ontbijt begon hij
onmiddellijk aan het werk, schreef
alles eerst in klad en werkte het
daarna op de schrijfmachine verder
uit. Over één onderwerp schreef
hij soms gelijktijdig drie boeken,
één voor volwassenen, één voor de
oudere jeugd en één voor jongere
kinderen.
Op 4 mei 1971 kwam er abrupt een
einde aan zijn schrijversleven. Bij
een inhaalmanoeuvre raakte zijn
auto bekneld tussen twee vrachtwa
gens. Norel was op slag dood, zijn
vrouw werd zwaargewond.
Onderstaand fragment is afkomstig
uit het boek 'Bij de marine', in 1956
uitgegeven door Roelofs van Goor.
De confrontatie met het leven in
het Gesticht
De reis naar het noorden gaat tot
aan Alkmaar toe over voor Leen
bekend terrein. Wanneer hij naar
Terschelling reisde, toen hij daar op
de zeevaartschool was, nam hij in
deze stad de bus over de afsluitdijk.
Nu stapt hij er over in een diesel en
daar treft hij een aantal jongelui,
van wie hij er twee meer gezien
heeft, de een in Sydney, de ander te
Santafagasta: ze waren beide vierde
stuurlui op schepen die tegelijk met
de zijne in die havens lagen. Het
blijkt dat de jongemannen allemaal
dezelfde bestemming hebben als
Leen. De meesten mopperen omdat
zij gedoemd zijn puppes drie (ma
troos derde klas) te worden.
De diesel brengt de aro's (aspirant
reserveofficier) door de Noordhol
landse wei naar waar de wereld
ophoudt.
Op het stationsplein van Den Hel
der weet het gros niet welke kant ze
op moeten. Mensen van de koop
vaardij zijn in de oorlogshaven niet
bekend. Doch één heeft vroeger
in het juttersnest gewoond. Het is
geen lopen met bagage naar het In
stituut, zegt hij. Ze moeten het busje
nemen, dat op de boot voor Texel
rijdt; dat brengt hen vlak bij het In
stituut.
De bus rijdt door karakterloze
straten, haast zonder groen, doch
aan de havenkant krijgt Leen een
andere indruk van Den Helder. De
haven is ruim en er liggen flink wat
oorlogsschepen: een forse kruiser,
een aantal jagers met soepele lijnen,
veel kleiner materiaal. Het lichte
grijs van al die schepen wordt op
gefleurd door vlaggen. En aan zijn
linkerhand ziet Leen de zee, wijd en
woelig, bij het Wierhoofd doortrok
ken met witte aders van een felle
stroom.
De jongens gaan langs het Paleis,
een weidse naam voor een plomp
gebouw in Napoleontische solda-
tenstijl. Daarna volgt spoedig, deels
oud, deels nieuw, het Koninklijk
Instituut voor de Marine, waar de
51
f>\< H