is de eerste afstand, die gelegd wordt
tusschen de vertrekkenden en zij
die achterblijven. Dit is 't eerste ver
breken van het contact. De menigte
poogt het vast te houden. Zij roept
en wuift. Men roept nog gedag en
zoekt de levende warmte van een
bekende stem te onderkennen. Men
roept en wuift met tevoren bespro
ken geluiden en kleuren. Men voert
een wanhopigen strijd met den al
grooter wordende afstand. Men wil
niet loslaten dat wat warm en lief is.
Aan boord hangt de bemanning
over de verschansing. Zij staat op
tent- en sloependek, en klemt zich
in het want. Eenzame figuren staan
opgesteld op tevoren besproken,
stille plaatsen. Ze weten dat zij daar
door gretige oogen nog gezocht
zullen worden, wanneer anderen
in de massa zijn vervaagd. Men wil
hebben en houden, dat warm en
zoo lief was. Statig schuift het stalen
geweld door de haven. Machines op
langzaam. Op de schepen langs de
kaden gieren de commandofluiten:
haal neer de vlag! Men groet het
vertrekkende schip, dat op de groote
baan ligt naar het verre Insulinde.
Het is een in eeuwen geboren groet,
en blijk dat men schip en beman
ning kracht toewenscht. Maar Den
Helder laat het schip niet los. De
menigte ligt uiteengetrokken. Zij
volgt het schip zoolang het in de
haven is. Zij loopt met hijgenden
pas en poogt het bij te houden. Ster
ken en gehaasten ijlen vooruit. Zij
gaan zich posteeren op het uiterste
einde van het hoofd, bij den uitgang
der haven, waar ze nog zullen staan
en wuiven, wanneer het schip reeds
over bakboord gezwaaid ligt.
Neen...! Den Helder laat het schip
niet los. Daar staan zij, daar komt
het. Daar staat Den Helder, op het
uiterst puntje van de haven, ge
schaard om de Marinestafmuziek.
En daar komt het schip. De blanke
macht van z'n gepantserde huid
lacht overmoedig in het zonlicht.
De geschuttorens zien dreigend
vooruit. Als een denkend brein ligt
de commandobrug midden over het
blanke monster. En fier vloeiend in
den blonden morgen, stroomen de
kleuren van Nederlands vlag.
„Hoera!!!"
Een eenzame stem klinkt op, doch
wordt gesmoord in collectief zwijgen.
Het is nog te vroeg. De gevoelens der
massa kolken nog in onbestemde
richtingen. Er is nog de weemoed
van het groote afscheid. Er gaapt nog
de toomloose leegte van de jaren die
komen. Er is nog het knagen door
huilend verdriet. Het individu weent
nog. Maar een collectieve trots is
bezig te groeien! Het schip! Z'n vuur
monden! De krijgsmacht aan dek!
De uniformen, de commando's! De
Nederlandsche vlag!
Hoera!!!
Daar komt het schip. Daar drijft het
aan. Daar dreigen de vuurmonden.
Daar fonkelen de uniformen. Daar
klinken de gillende scheepscomman-
do's. Daar komt de macht. Daar komt
het geweld. Daar komt de krijgsmacht
van een volk aandrijven. De menigte
jubelt woordloos en weent. Even lijkt
het gepantserde monster stil te liggen
en de menigte aan te zien. Z'n gelaat is
ernstig en streng. Het schijnt de massa
iets te willen zeggen en dwingt hen tot
eerbiedige stilte-
Stilte...
Roerlooze stilte over het Nieuwediep.
Het schip wacht...
De massa wacht...
Er is ernst en eerbied...
Verbondenheid en liefde...
Er is een diepe, eerbiedige stilte..
Een eenzame gestalte maakt zich
uit de roerloosheid los.. Hij kuischt
het koper van z'n mondstuk...Hij
licht den arm en steekt de trom
pet...Zwaar weegt hem de plech
tigheid van het moment...Ta tata
taaaaaaaaaaaaa!!!... De maritieme
trompetter heeft het over de haven
geroepen: het volkslied gaat komen!
Er rilt een plechtige ontroering door
Detail van een plattegrond uit 1908)
met de omgeving van het Molenplein met
de Waagstraat Waagsteeg waar Klaas
Smelik is geboren.
de massa. Men richt zich op. Leed
en trots stimuleeren de verbonden
heid. De bemanning groet stram het
oude Wilhelmus. Op de comman
dobrug maken de officieren eerbie
dig front. De melodie zwelt aan en
roert in bewogen gemoederen. De
menigte is in plechtige extase. Er is
huivering achter gesloten monden.
Er zijn onzichtbare en zichtbare
tranen. Er is de geroerdheid van
een aangedaan volk. Er trillen de
lippen. Er openen zich monden. Er
zijn al aarzelend zingenden. En het
schip schuift uit. Beheerscht, stram
en eerbiedig. Een militair saluut
aan het achterblijvend vaderland...
(einde citaat)
(Opmerking redactie R. Schendelaar,
de laatste passage vond Klaas Smelik
het beste wat hij ooit had geschreven).
Bronnen
Een vloot voedt een volk, Baarn, Klaas
Smelik, z.j.
En altijd roept de zee..Roman uit het
land van Dorus Rijkers, Baarn, Klaas
Smelik z.j.
Helderse Courant, diverse jaargangen.
Regionaal Archief Alkmaar, genealogie
Smelik.
Met dank aan Klaas Antonius Donato
Smelik, te Gent.
49