zeegaand officier waren. Ze zien het aan de manschappen en officieren. Ze voelen het verleden. Zij staan Den Helder toe tot op het laatste oogenblik het schip te bevolken. Tot het groote moment, dat de val reep en uithouwers inrollen. Tot de commandant de commandobrug bestijgt en klaar voor en achter laat maken. Tot de telegraaf rinkelt en bakboordsmachine z'n eerste wente ling maakt. En langzaam het schip van de kade wordt gezogen... De laatste minuten... Kees dartelt met zingend hart in de machineka mer om... Hij huivert van genot... Hij ziet het machtig blank der metalen in het schijnsel der electrische lich ten... Hij peilt de massieve kracht van kolommen... Hij meet het toomloos gewicht van assen en krukken... Hij voelt zich opgenomen in het geweld der techniek... Hij voelt het sudderen van verknoerste energie in de sid derende ketels... Dynamo's snoeren... Denkende drukmeters zien hem aan... Ventilatoren snorren en jagen lucht in de al brommende vuren... Weirs pompen klagen over zwaren arbeid... En de hitte zwelt aan... Ge zamelde energie trilt voor de poorten der schuifkasten... Als de telefoon rinkelt moet Kees van boord. Hij moet naar boven... Hij sluipt tusschen de bedienings manschappen door en stamelt een groet. De mannen, schoorvoetend, zijn op hun post gekomen. Ze zien Kees aan. Zij zien hem na als hij de stalen ladders opklautert. Zij zien hem na en groeten met een stom men knik, als hij voor het laatst de diepte inkijkt. Zij zien hem nog na, als hij reeds is verdwenen... Kees was de laatste verbinding met hun verloren geluk... De laatste minuten... Zij hebben waarde als eeuwen... Het schip siddert... Er sluipt een nerveuze huivering door hen die moeten scheiden... Het noodlot nadert... Er blinken tranen in verslagen oogen... Er is wilskracht gebroken... Reeds versleten liefdes hebben waarde her kregen... Vrouwen liggen en snik ken aan den borst van hun man... Kinderen omringen vaders en bab belen druk... Vader lacht... Hij tut de kleinste in allerhoogste hoogte, hop!, en zet de kraaiende kleine neer... „Jij ook 's?" ...hop!, de tweede kleine zwaait in de lucht... „En jij ouwe, jij ook 's?" vraagt vader aan moeder... Moeder lacht zwakjes... Zij aanbidt de kracht van haar ste- vigen man... En meteen voelt zij de groote leegte die nu komt... Het noodlot dat nadert. Vader lacht en tikt moeder op de wang: „Moed houwe, ouwe... De laatste term, en dan de burgerpet!..." De laatste minuten tellen als eeu wen... Er wordt geweend en ge lachen... Er zijn geen rangen en graden meer... Een volk in nood is een volk in eenheid!... De harten der officieren beven van wee... Zij staan stoer met de hand aan de militaire pet, als er van binnen iets dreigt te smelten... De gemoederen van onderofficieren en minderen zijn week en ontroerd, wanneer ze met martiale hand aan den muts, het scheidende land en hun volk groe ten... Het hart van den commandant is ontroerd en zacht, wanneer hij z'n familie kust, en als militair hun een laatst saluut brengt. Er gaat een schip naar den Oost!... Er is eenheid onder de scheidende zonen van een Imperialistisch volk... De laatste minuten tellen als eeuwen... Er wordt geweend en gelachen... En steeds minder wordt er gesproken... Want er zijn geen woorden voor het Groote dat nu gaat komen... De laatste seconden... Gouden dis tinctieven reeds bevolken de com mandobrug... Bootsmansfluiten gillen, bevelen weerklinken... Er druppelt al de uittocht langs den valreep van het schip... Fien hangt spraakloos aan de lippen van haar man. Zij kan niets zeg gen... Haar groote oogen spreken in stomme ontzetting van onzegbaar wee... Het noodlot nadert... Het noodlot nadert snel... Zij voelt het komen in den schoonen morgen, die blij is en met gouden schit teringen de zee kust... Zij voelt het komen in de blauw-gouden lente morgen, die jong is en om bijzijn roept... Zij voelt het komen over de rimpellooze vlakte der zee, die wijd is en de vrijheid aanroept... Het kan niet zijn... In de prachtige kracht van zijn jonge leven staat haar man en tuurt over zee... Hij Hilversum circa 1960, Klaas Smelik met zijn vrouw Jenny Kiggen en hun zoon spreekt... Zijn oogen denken en er druppelen eenzame woorden van z'n lippen... Drop na drop... „Zee vaart is nood" zegt hij, en knikt zachtkens de woorden na. Fien vangt de vreemde klanken op als een gulzige spons. Zij klemt zich vast aan z'n lippen. Zij trekt zich op aan de stoere rust en fysieke aristocratie van haar man. Zijn vertoon van massieve rust doet haar het verlossende woord van hem verwachten. Om haar heen rumoert het nakend 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2013 | | pagina 47